Eindopdracht

Deze opdracht doe je samen met een klasgenoot.
In totaal mag je maximaal vijftien minuten aan deze opdracht besteden.

1. Schrijf afzonderlijk van elkaar tien zinnen op die met gezondheid te maken hebben.
In iedere zin moet één telwoord staan.
Hiervoor mag je ongeveer vijf minuten gebruiken.
Let een beetje op elkaar, zodat je gelijk op werkt.
Voorbeeld: Je bedenkt de zin "Het was de eerste keer dat ik naar het ziekenhuis ging".

Kijk nog even in de Kennisbank naar het schema.

Telwoorden


2. Als je klasgenoot en jij allebei tien zinnen klaar hebben, wissel je het vel met zinnen.
Onderstreep nu de telwoorden in elkaars zinnen.
Achter de zin schrijf je welk soort telwoord het is.
Voorbeeld: Het was de eerste keer dat ik naar het ziekenhuis ging. [Bepaald rangtelwoord]

3. Wissel weer van blaadje.
Beoordeel of de woorden die zijn onderstreept inderdaad telwoorden zijn en of de telwoorden goed benoemd zijn.
Als dat niet zo is, corrigeer elkaar dan.

Beoordeling

Lever jullie zinnen in bij de docent. Hij of zij zal de zinnen beoordelen.