profielkuil

profielkuil

De wortels van planten groeien in de grond. Ze halen er water met opgeloste voedingstoffen uit. Om te weten of wortels goed kunnen groeien, moeten we de grond onderzoeken. Dit kan op 2 manieren, namelijk door een kuil te graven, of een grondboring te doen.

Wanneer je een kuil graaft om de bodem te beoordelen, noem je dit een profielkuil. Deze maak je meestal 1.25 m diep. Als je één kant mooi recht afsteekt, zie je goed de verschillen tussen de lagen. Zo'n doorsnede noemen we een bodemprofiel.

In de bodemkunde hebben we bepaalde lagen ('horizonten') een naam gegeven.

Maaiveld: dit is de bovenkant van de grond. Hierop lopen we dus.

Bouwvoor: dit is de bovenste laag. Hij is ongeveer 25 cm dik. Hierin zitten veel wortels. Bij het spitten en ploegen wordt deze laag steeds losgemaakt.

Zode: bij gras spreken we niet van een bouwvoor, maar van zode. Deze is ongeveer 5 cm dik.

Ondergrond: alles wat onder de bouwvoor of de zode ligt, noemen we ondergrond.

 

Bestudeer nu het artikel 'De kuil' van het Louis Bolk instituut.

Maak nu de vragen in het werkdocument die hierbij horen.

Vervolgens maak je de buitenopdrachten  'Het beoordelen van de bodem'

en 'Bodemonderzoek in het Engelandse bos'.