Je weet dat er veel voedingsmiddelen zijn waarvan de grondstoffen uit ontwikkelingslanden komen. Bijvoorbeeld producten met (riet)suiker en chocolade. Maar ook als je vlees eet heb je te maken met grondstoffen uit ontwikkelingslanden. Nederland importeert namelijk veel soja als veevoer voor de vleesproductie.
Produceren voor lokale of globale markt?
Kleine boeren in ontwikkelingslanden maken veelal gebruik van een polycultuursysteem. Behalve voor eigen consumptie, produceren zij ook voor verkoop op de lokale markt. Van het geld dat ze verdienen met de verkoop van producten die niet voor de eigen consumptie nodig zijn, kunnen ze producten kopen die ze niet zelf verbouwen of produceren.
Multinationals verbouwen producten om op de globale markt te verkopen. Het gaat bijvoorbeeld om het verbouwen van biobrandstof, maar ook om fruit dat in westerse landen geliefd is, maar niet verbouwd kan worden, zoals banaan en ananas. Of om belangrijke grondstoffen voor de voedselproductie zoals suiker en cacao.
Ook biobrandstoffen halen westerse landen uit ontwikkelingslanden. In de module Energiebronnen van de toekomst heb je kennis gemaakt met alternatieven voor fossiele brandstoffen. Fossiele brandstoffen raken op daarom is er steeds meer belangstelling voor biobrandstoffen. De meeste biobrandstoffen zijn van plantaardig materiaal, zoals koolzaadolie, palmolie, suikerriet, bietenpulp, mais en graan.
Verbranding van biomassa heeft een groot nadeel: er komt CO2 vrij. Dit heeft een verstoring van de koolstofkringlopen tot gevolg; het versterkte broeikaseffect. Wanneer tropisch regenwoud zal de CO2 opname verminderen en dat verergert de situatie verder. Mogelijk warmt de aarde op door toename van het CO2-gehalte.
Hoe dat werkt zie je in de video:
Dankzij de dampkring kunnen wij leven op aarde.
In veel ontwikkelingslanden hebben kleine boeren vaak geen formele landstitel. Hun verblijf op een bepaald stuk land, dat vaak al decennia lang door één en dezelfde familie wordt verbouwd, wordt door regeringen ‘gedoogd’. Zodra de overheid een ‘betere’ bestemming voor het land vindt kan dit gedogen beëindigd worden. Dit geeft grote internationale ondernemingen de kans om aan grote stukken land te komen en de lokale bevolking te verdrijven. Dit wordt land grabbing genoemd. Vaak gaat dit gepaard met corruptie waarbij nationale regeringen of lokale leiders worden omgekocht om de bevolking te overtuigen dat het beter is om hun land goedkoop te verkopen in ruil voor werk of de nieuwe plantages.
Grootschalige landbouwproductie neemt in veel gevallen grond weg van kleine boeren. De landbouw producten die op de verworven grond komen te staan zijn vaak helemaal niet van belang voor de lokale bevolking, maar worden direct geëxporteerd. De winst gaat naar de multinationals, terwijl de lokale bevolking op de plantages werkt, vaak voor een laag loon en onder slechte arbeidsomstandigheden.
In de volgende video krijg je uitleg over land grabbing.
Land grabbing overal
Helaas blijft het niet bij Cambodja. Veel ontwikkelingslanden hebben te maken met land-grabbing. Bijvoorbeeld Kameroen (Cameroon), Guatemala, Ethiopië en de Filipijnen:
Bekijk eventueel de voorbeelden in de video's.