Bij een open vraag kun je niet kiezen uit meerdere antwoorden, maar moet je zelf een antwoord formuleren. Dat doe je in het Nederlands. Alleen als je gevraagd wordt om te citeren of het antwoord in het Duits op te schrijven, doe je dat in het Duits.
Je vindt hier vier voorbeelden van open vragen.
Voorbeelden open vragen
Noem drie eisen die de politie aan sollicitanten stelt. (alinea 2)
Noem twee redenen uit de tekst.
Noem een ander Duits woord dat in alinea 3 voor 'Schürfer' wordt gebruikt.
Heeft de hoofdpersoon al eens eerder betaald (vakantie)werk gedaan?
Antwoord met 'ja' of 'nee' en schrijf de eerste twee Duitse woorden op van de zin uit alinea 4 waaruit dat duidelijk wordt.
Aanpak
Zorg dat je de vraag goed begrijpt en ga na hoe je het antwoord moet opschrijven.
(Bv. het aantal redenen, Duits of Nederlands, hele zin).
Lees het tekstgedeelte waar de vraag over gaat intensief zodat je alles begrijpt.
Gebruik eventueel een woordenboek.
Markeer het stukje waar volgens jou het antwoord staat.
Formuleer het antwoord.
Lees de vraag en het antwoord achter elkaar om te controleren of het antwoord goed aansluit.
Let op:
Maak een goed lopende, correcte Nederlandse zin.
Maak een duidelijke zin.
Gebruik geen halve zinnen.
Gebruik geen verwijswoorden maar schrijf precies op wie of wat je bedoelt.
(Bv. niet 'zij' maar 'de vrienden'; niet 'omdat het leuk was' maar 'omdat het feestje leuk was').
Vertaal de zin uit de tekst niet letterlijk als je dat met eigen woorden moet doen.
Antwoord ook echt maar met één zin als dat gevraagd wordt.
Vergeet niet 'ja' of 'nee' voor je antwoord als dat gevraagd wordt.