Oefening 6: Schulden

Je gaat een geluidsfragment beluisteren.
Over het fragment krijg je zeven uitspraken.
Van de uitspraken moet je aangeven of ze juist of niet juist zijn.

Lees eerst de uitspraken.

  1. Mensen maken vaak schulden om nieuwe spullen te kopen.
  1. Mensen hebben vaak geen financiële reserves voor als er een keer iets kapot
    gaat en vervangen moet worden.
  1. Om geld te lenen, moet je naar de bank.
  1. Als je het geleende geld op tijd terug betaald, hoef je geen rente te betalen.
  1. Bijna één op de tien mensen in Duitsland kan zijn schulden niet aflossen.
  1. Kinderen van ouders met schulden maken zelf later ook vaak schulden.
  1. De omgang met geld kun je niet leren.


Houd de uitspraken in je achterhoofd bij het luisteren naar het fragment.

Doe de oefening.