Oefening 5: Lachen

Je gaat een videofragment bekijken.
Over het fragment krijg je vijf uitspraken.
Van de uitspraken moet je aangeven of ze juist of niet juist zijn.

  1. Volwassenen lachen vaker dan kinderen.
  1. Malin vindt de oefeningen inspannend.
  1. Lachen heeft invloed op het zuurstofgehalte in het bloed.
  1. Door het lachen komen bepaalde hormonen vrij waardoor je je gelukkiger voelt.
  1. De patiƫnt zegt hij zich door de lachtherapie beter voelt.
  1. Lachen kan volgens de arts een goed alternatief voor het slikken van pillen zijn.
  1. Malin concludeert dat lachen geen ziektes kan genezen maar wel degelijk gezond is.


Houd de uitspraken in je achterhoofd bij het luisteren naar het fragment.


Doe de oefening.