Jullie willen een stevige wandeling maken. Voor onderweg willen jullie een picknickmand meenemen. Voer het volgende gesprek. Natuurlijk in het Duits.
Je gaat boodschappen doen in het dorpswinkeltje.
A: Bitteschön?
B: Zeg dat je graag 10 broodjes wilt.
A: Vollkorn oder normale?
B: Zeg volkoren.
A: 10 Vollkornbrötchen. Was darf es noch sein?
B: Zeg dat je 5 plakjes salami wilt, 4 plakjes ham en 6 plakjes kaas.
A: Noch etwas bitte?
B: Vraag of ze appels hebben.
A: Ja, die Äpfel sind von unserem Hof. Wir haben auch sehr gute Birnen.
B: Koop een pond appels en een pond peren. Zeg dat dat alles is.
A: Das macht 12 Euro 65.
B: Betaal en groet.
A: Schönen Tag!
![]() |
Einkaufen |