Op de camping kom je een meisje/een jongen tegen.
Jullie maken kennis met elkaar.
Voer met elkaar het volgende gesprek. Natuurlijk in het Duits.
A: Hallo, spreek jij Engels?
B: Nee, maar ik spreek Duits.
A: Dat is leuk, ik ook! Hoe heet jij?
B: Ik ben Susanne. En jij?
A: Ik heet Nele. Ik ben 16. Jij ook?
B: Nee, ik ben pas 15.
A: Waar kom je vandaan?
B: Ik kom uit Danzig. Dat is in Polen. En jij?
A: Ik kom uit Nederland. Ik woon in Monster.
B: Dat ken ik niet.
A: Dat is een dorp aan de Noordzee.
B: Leuk! Zullen we samen gaan zwemmen?
A: Ja, graag!
Bekijk hieronder de vertaling van het gesprek.
![]() |
Kennenlernen |