Na het doorwerken van deze paragraaf kun je:
als je van een vierhoek drie hoeken weet, de grootte van de vierde hoek uitrekenen (som van de hoeken 360°).
de eigenschappen van een vierkant, rechthoek, ruit, parallellogram en vlieger noemen.
de oppervlakte van een parallellogram uitrekenen.
de begrippen F-hoek en Z-hoek omschrijven en kun je deze eigenschappen gebruiken bij het berekenen - van hoeken.