Aan het eind van dit thema kun je:
als je van een driehoek twee hoeken weet, de grootte van de derde hoek uitrekenen (som van de hoeken 180°).
de eigenschappen van een gelijkbenige, gelijkzijdige en een rechthoekige driehoek noemen.
als de lengte van twee zijden van een rechthoekige driehoek bekend zijn, met de stelling van Pythagoras de lengte van de derde zijde uitrekenen.
oppervlakte van een driehoek uitrekenen.
kun je lengtes van alle zijden en de oppervlakte uitrekenen als een figuur wordt vergroot of verkleind.
als je van een vierhoek drie hoeken weet, de grootte van de vierde hoek uitrekenen (som van de hoeken 360°).
de eigenschappen van een vierkant, rechthoek, ruit, parallellogram en vlieger noemen.
de oppervlakte van een parallellogram uitrekenen.
de begrippen F-hoek en Z-hoek omschrijven en kun je deze eigenschappen gebruiken bij het berekenen - van hoeken.
de omtrek van een cirkel uitrekenen.
de oppervlakte van een cirkel uitrekenen.
met een cirkel op een kaart een gebied aangeven dat binnen een bepaalde afstand van een punt ligt.