Na het doorwerken van deze paragraaf kun je:
bepalen hoeveel ribben, grensvlakken en hoekpunten de volgende ruimtelijk figuren hebben: kubus, balk, piramide, prisma, cilinder en bol.
de begrippen diagonaalvlak en lichaamsdiagonaal omschrijven.
bok een ruimtelijk figuur een uitslag tekenen.
van een uitslag bepalen van welk ruimtelijk figuur het een uitslag is.
aan de hand van een drieaanzicht bepalen hoe een ruimtelijk figuur er uit ziet.