Aan het eind van dit thema kun je:
bepalen hoeveel ribben, grensvlakken en hoekpunten de volgende ruimtelijk figuren hebben: kubus, balk, piramide, prisma, cilinder, kegel en bol.
de begrippen diagonaalvlak en lichaamsdiagonaal omschrijven.
van een uitslag bepalen van welk ruimtelijk figuur het een uitslag is.
aan de hand van een drieaanzicht bepalen hoe een ruimtelijk figuur er uit ziet.
van een ruimtelijk figuur verschillende doorsneden maken.
inhoudsmaten omrekenen.
de inhoud van een kubus, een balk, prisma en een cilinder uitrekenen.
met de formule de inhoud van een piramide, kegel en bol uitrekenen.
de inhoud berekenen van een ruimtelijke figuur als de zijden 2x zo groot worden.
een aantal ruimtelijke figuren (kubus, balk, piramide, prisma) in een assenstelsel met drie assen tekenen.
de stelling van Pythagoras in de ruimte gebruiken.