Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kun je:
- de belangrijkste inkomstenbron van de overheid noemen.
- (met behulp van een voorbeeld) uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte belastingen.
- bedragen inclusief btw omrekenen naar bedragen exclusief btw.
- twee voorbeelden van niet-belastinginkomsten van de overheid noemen.
- uitleggen wat bedoeld wordt met het draagkrachtbeginsel.
- (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken wat een progressief belastingsysteem inhoudt.
- twee voorbeelden noemen van belastingen die werken volgens het profijtbeginsel.
- omschrijven wat bedoeld wordt met een retributie en twee voorbeelden van retributies noemen.
- omschrijven wat wordt bedoeld met het schijventarief.
- omschrijven wat bedoeld wordt met het boxenstelsel.
- de begrippen eigenwoningforfait, algemene heffingskorting en loonheffing omschrijven.
- acht voorbeelden noemen van overheidsuitgaven.
- (met behulp van voorbeelden) uitleggen wat het verschil is tussen overdrachtsuitgaven en overheidsbestedingen.
- uitleggen waarom regeren kiezen is.
- de begrippen Rijksbegroting en Miljoenennota omschrijven.
- omschrijven wat bedoeld wordt met een begrotingstekort en wat het effect van een begrotingstekort op de staatsschuld is.
- uitleggen waarom het verstandig kan zijn de staatsschuld niet te hoog te laten oplopen.
- omschrijven wat bedoeld wordt met sociale zekerheid.
- twee wetten noemen waarin geregeld is dat mensen zonder inkomen ook een inkomen krijgen.
- (met behulp van een voorbeeld) uitleggen wat het verschil is tussen een volksverzekering en een werknemersverzekering.