Een melodie bestaat vaak uit een motief. Dat motief wordt flink gebruikt. Het motief wordt vaak herhaald, maar ook soms aangepast. Dat kan op een aantal manieren:
- De toonhoogtes blijven gelijk maar de duur van de noten veranderr.
- Een andere manier is dat de toonhoogtes veranderen.
Een motief bestaat meestal uit maximaal 5 noten.
Vaak hoor je in muziek dezelfde passages nog een keertje voorbij komen. Dat maakt het prettig om naar te luisteren. Het lied krijgt zo structuur. In vaktermen noemen we dat Motief, Herhaling en variatie.
Als je alleen maar hetzelfde herhaalt wordt het al snel saai. Daarom wordt er vaak gevarieerd. Je kan dan een gedeelte van het motiefje herkennen. Het kan ook achteruit gespeeld worden, of dalend in plaats van stijgend.
Een andere manier om saaiheid te voorkomen is het variƫren met contrasten te doen. Hard ipv zacht, hoog in plaats van laag. Etc.
In heel veel popmuziek hoor je motief herhaling en variaties terug. Het maakt de muziek lekker snel te begrijpen. Het helpt de componist ook. Je kan ieder goed idee uitbuiten voordat je weer een nieuw idee nodig hebt.
Er zijn veel verschillende contrasten
Hard - zacht (Forte - piano)
Hoog - laag
Snel - langzaam
Stijgend - dalend
Legato - staccato
Kaal - vol
Druk - rustig
Ritmisch - Melodisch
Veel contrasten spreken voor zichzelf. We gaan er in de les een aantal beluisteren zodat je ze leert herkennen. Wat moeilijk is aan het herkennen van contrasten is dat er vaak contrasten tegelijkertijd gebruikt worden. Bijvoorbeeld hard-zacht in combinatie met hoog laag. Het is dan lastig aanwijzen welk contrast het belangrijkst is.
Maak een motief. Je kan de vogende noten gebruiken; c e f g a c .
Ga "spelen" met je motief:
- Herhaal het
- schuif het een toon op omhoog
- speel het achterste voren
- maak de noten een voor een langer.
Schrijf het motiefje en de variaties op. Omcirkel die motieven of variaties die lekker klinken. Je kan die gebruiken in je liedje.
Download het werkblad om je compositie op te schrijven