Leerdoelen

In deze grammaticaopdracht staat het aanwijzend voornaamwoord centraal.
Aan het eind van deze les:
- Kun je in een zin het aanwijzend voornaamwoord herkennen.
- Weet je welke woorden gebruikt kunnen worden als aanwijzend voornaamwoord.
- Weet je het verschil in gebruik tussen de aanwijzende voornaamwoorden 'deze' en 'dit' en 'deze' en 'die'.
- Weet je het verschil in gebruik tussen de aanwijzende voornaamwoorden 'dat' en 'dit' en 'dat' en 'die'.