Eindopdracht

Je weet nu veel over Tijdvak 10, de tijd van de televisie en computer.
De eindopdracht gaat over problemen en standpunten,
die te maken hebben met de geschiedenis van Tijdvak 10.
Ze zijn samengevat in stellingen waar je voor of tegen kunt zijn.

Problemen: in de stelling wordt een voorstel gedaan,
hoe we een bepaald probleem moeten aanpakken.
Bijvoorbeeld: Om jongeren meer bij de politiek te betrekken,
moet de kiesgerechtigde leeftijd worden verlaagd naar zestien jaar.
Standpunten: in de stelling wordt beweerd dat iets goed of slecht is.
Bijvoorbeeld: het is goed dat de EU verder wordt uitgebreid.

Het eindproduct van de eindopdracht is de organisatie van een debat met de klas over enkele stellingen.

Groepsgrootte
Je doet de voorbereiding samen met enkele klasgenoten.
Tijdens het debat doet de hele klas mee.

Tijd
Je hebt ongeveer twee lessen nodig voor de voorbereiding en één les om het debat te houden.

Debatteren kun je leren

Een debat is géén discussie, waarin iedereen meedoet en vrij kan meepraten.
In een debat is alles netjes geregeld.

De regels voor een goed debat worden besproken in de handleiding
Debatteren voor bovenbouw havovwo van het Nederlands Debatinstituut,
dat ook officiële scholierendebatten organiseert.

Bestudeer van deze handleiding de paragrafen 2 en 4.
Beantwoord daarna de vragen hieronder om te zien of je de hoofdzaken begrepen hebt.

De stellingen

De gebeurtenissen in Tijdvak 10 hebben veel sporen achtergelaten in onze maatschappij.
Daardoor hebben we nog steeds te maken met problemen die erfenissen zijn van het verleden.

Op de volgende pagina volgen enkele voorbeelden van stellingen die je voor het debat kunt gebruiken. Natuurlijk kun je ook zelf met voorstellen komen.
Bespreek een eigen stelling eerst met anderen en daarna met je docent.
Ook een eigen stelling moet aansluiten bij Tijdvak 10.

Deze opdracht is voor de hele klas en voor de docent: je docent heeft de leiding bij de bespreking.
Lees de stellingen en praat met enkele klasgenoten over de vraag:
Welke stellingen zijn interessant en geschikt om over te debatteren?
Welke stellingen zijn volgens jullie beleidsstellingen?

De docent verzamelt jullie reacties en maakt een definitieve keuze.
De docent verdeelt ook de rollen in overleg met jullie:

Je hoeft het niet zelf met de stelling eens te zijn om toch voorstander te spelen.

Stellingen

  1. Over: TV 10 - Nationalistische bewegingen in koloniën.
    Stelling 1: Nederland moet Indonesië schadevergoeding betalen voor de politionele acties.
    Stelling 2: De manier waarop het westen profiteert van goedkope (kinder-)arbeid in arme landen, is erger dan kolonialisme.
  2. Over: TV 10 - Blokvorming tussen Oost en West
    Stelling 3: In de tijd van de blokvorming was de wereld veiliger dan nu.
    Stelling 4: Om een kernoorlog te voorkomen, moeten alle landen hun kernwapens bij de VN inleveren ter vernietiging.
  3. Over: TV 10 - Toenemende pluriformiteit
    Stelling 5: Nederland zou een fijner land zijn als we meer harmonie en minder wel vaart hadden, zoals tijdens de Wederopbouw.
    Stelling 6: De ontkerkelijking en ontzuiling hebben van Nederland een vrijer land gemaakt.
  4. Over: TV 10 - Europese integratie
    Stelling 7: De EU moet een gezamenlijk leger krijgen, om sterker te staan tegenover de bedreigingen van oorlog en terrorisme.
    Stelling 8: De EU en de euro hebben Nederland vooral veel ellende gebracht.

De organisatie

Maak met je docent afspraken over de volgende zaken:

  1. Wie is voorzitter?
  2. Wie komen in de jury (4 personen)?
    Tip: vraag andere docenten of oudere leerlingen om in de jury plaats te nemen.
  3. Hoe stellen we de debaters-groepen samen (twee groepen van 3 à 4 leerlingen)?
    Tip: de groepen kunnen bijv. door loting worden samengesteld,
    of door eerst twee opponenten te kiezen die daarna elk drie medestanders mogen kiezen.
  4. Wanneer kan het debat plaatsvinden? (Datum, tijd)
  5. Wie coacht de groepen - zijn hier twee docenten voor te vinden?
  6. Hoe wordt het lokaal ingericht?
  7. Hoeveel spreektijd krijgt een deelnemer per ronde?
  8. Zijn POI's (Points of Information) toegestaan, en wanneer en hoe lang?
  9. Hoe wordt er verslag gelegd (opnames, aantekeningen) en wie doen dat?
    Tip: zorg dat er iemand van de schoolkrant bij is.
  10. Welke rol heeft het publiek in de verkiezing?
    Tip: laat na elke debatronde stemmen.
  11. Wat gebeurt er met de winnaars en de verliezers?
    Tip: zorg voor een of enkele prijsjes.

De voorbereiding

Of je nu deelnemer bent, jurylid of publiek: zorg dat je goed voorbereid in de strijd komt.
Dat betekent: ga je nog eens verdiepen in elk onderdeel waar de stelling bij hoort.

Meer dan woorden

Een maaltijd is niet alleen lekker als er goede ingrediënten worden gebruikt.
Het moet er ook smakelijk uitzien en de sfeer aan tafel speelt ook mee.
Een debat wordt ook niet alleen gewonnen met goede argumenten.
Je moet zorgen dat ze prettig worden 'opgediend'. Bedenk dat je het publiek moet overtuigen!
Hoe krijg je de zaal op je hand?

Verdiep je in de volgende middelen:

Bespreek met je medestanders, op welke manier je deze tien middelen kunt gebruiken bij het verdedigen van jullie stelling.

Het debat: terugkijken

We hopen dat het debat een succes was en een leuke ervaring!
Tijd om eens terug te kijken en te leren van je ervaringen.

Schrijf een email aan je docent.
Geef hierin een kort verslag van jouw ervaringen met het debat.