Het is belangrijk dat we de naam die aan boord voor elke tros gebruikt wordt kennen.
Zowel in het Nederlands als in het Engels, omdat we vaak met buitenlandse collega's zullen werken.
Functies:
- Voor- en achtertros.
Het ligt er aan hoe lang de tros uitgezet wordt.
Indien hij lang uitgezet wordt (gestippeld in de tekening) voorkomt hij vooral de voor- en achterwaartse beweging.
Korter uitgezet voorkomt hij vooral de zijwaartse beweging van het voor- en achterschip.
Vandaar dat de de doorgetrokken lijnen in de tekening breastlines genoemd worden.
Deze benaming is echter discutabel omdat ze vanuit het achterschip uitgegeven zijn.
In de praktijk zal dit gezien worden als een kort uitgezette achtertros.
Men zal dus vaak kiezen voor een combinatie van kort en lang.
Bijvoorbeeld een lange binnentros en een korte buiten- of centertros.
-Spring:
De functie van een spring is het voorkomen van de voor- en achterwaartse beweging van het schip.
Gewoontegetrouw zet men de voorspring op een voorbolder en de achterspring op een achterbolder.
Echter, wanneer men de voorspring op de achterbolder zet en andersom (kruislings) wordt dit effect nog veel groter omdat de lijnen dan dichter langs het schip lopen.
Zetlijn:
De zetlijn voorkomt vooral de zijwaartse beweging op de plek waar deze uitgezet is.
Dit kan bij laden en lossen belangrijk zijn, of voor het goed op de kade houden van de gangway.