Gedurende jouw opleiding krijg je een aantal malen een advies over het vervolg van jouw studie. Dat advies is afhankelijk van jouw presteren. Ongeveer 5 weken na de start van het schooljaar wordt de eerste studentbespreking gehouden waarin de beroepshouding aan de orde komt. Na elk blok van 10 weken worden jouw studieprestaties besproken tijdens een studentbespreking. Alle betrokken docenten bespreken dan jouw resultaten. Hierbij spelen je resultaten, je beroepshouding en gedrag een grote rol. Naar aanleiding van die studentbespreking volgt een positief of negatief studieadvies wat je trajectbegeleider met je bespreekt. Dat advies wordt in je dossier opgenomen.
Indien je een voorlopig negatief studieadvies krijgt wordt daarin aangegeven op welke punten je een verbetering moet laten zien. Hierbij wordt ook een termijn gegeven waarbinnen de verbetering zichtbaar moet zijn. Het is hierbij de verantwoordelijkheid van de student om een verbeterplan te maken en dit regelmatig te bespreken met de studieloopbaanbegeleider en regelmatig feedback te vragen aan docenten. Indien je gedurende deze termijn geen verbetering laat zien wordt aan het einde van deze termijn, of zoveel eerder indien aantoonbaar geen verbetering zichtbaar is, het voorlopig negatief studieadvies omgezet naar een bindend negatief studieadvies en zul je worden uitgeschreven.
Aan het einde van elk schooljaar wordt jouw presteren wederom besproken. Er wordt dan gekeken of je door kunt gaan naar het volgende jaar van de opleiding, de nadruk tijdens deze bespreking ligt op de studieresultaten. Hier zijn voortgangseisen voor benoemd die hieronder zijn weergegeven. Ook het resultaat van deze laatste studentbespreking wordt door je trajectbegeleider aan je uitgelegd. Om over te gaan naar het volgende jaar moet je in ieder geval aan de onderstaande eisen zijn voldaan:
1. Voor de volgende vakken moet minimaal het onderstaande referentieniveau zijn behaald:
Om te bepalen of het referentieniveau behaald is wordt uitgegaan van het gemiddelde cijfer over de toetsen voor het betreffende vak in het eerste leerjaar. Het jaargemiddelde moet minimaal een 5,5 zijn. |
2. Het examen van de onderstaande vakken moet zijn afgerond met een 5,5:
Voor de examens met * geldt dat indien het maximaal aantal kansen nog niet benut is gekeken wordt naar het jaargemiddelde. Dit jaargemiddelde moet minimaal een 5,5 zijn. |
3. Voor de volgende vakken mogen maximaal 2 onvoldoendepunten worden behaald:
Indien het jaargemiddelde voor een vak lager is dan een 5,5 levert dit onvoldoendepunten op. Om te berekenen hoeveel onvoldoendepunten een student heeft wordt het volgende schema gebruikt:
|
Inhalen en herkansen
Voor formatieve toetsen en opdrachten (alle toetsen en opdrachten die geen examens zijn) gelden de volgende regels met betrekking tot het inhalen en herkansen:
Indien een opdracht of toets niet is gemaakt wordt het resultaat vastgesteld op onvoldoende (1, O, Niet voldaan etc.). Het inhaalmoment voor toetsen wordt door het opleidingsteam vastgesteld, zo snel mogelijk na het eerste toetsmoment.