Arseenbacterie

Het Searlesmeer in Californië is een basisch en extreem zout meer. Het meer bevat bovendien hoge concentraties arseenverbindingen die voor de meeste levende organismen zeer giftig zijn. Veel arseenverbindingen verstoren onder andere de energiehuishouding van cellen en reageren met eiwitten.
Giftige arseenverbindingen bevatten de groep ~As=O. Eén ~As=O groep reageert met twee SH groepen in een eiwit. Hierbij vormt het As atoom atoombindingen met twee S atomen en wordt nog één andere stof gevormd. Het eiwit verliest hierdoor zijn functie.

In het Searlesmeer leven bacteriën die zich hebben aangepast aan het leven in een omgeving waarin veel arseenverbindingen aanwezig zijn.
Een bacterie in deze zoutrijke omgeving heeft veel energie nodig om zijn waterhuishouding in stand te houden. Deense onderzoekers hebben een bacterie gevonden in het Searlesmeer die de in het meer aanwezige arsenaten gebruikt voor zijn energievoorziening. Met arsenaten worden de ionen aangeduid die ontstaan als H3AsO4 één of meer H+ ionen afsplitst.
De pH in het Searlesmeer bedraagt 9,80. Bij deze pH is vrijwel uitsluitend monowaterstofarsenaat HAsO42– aanwezig.
Van de andere arsenaten is de concentratie arsenaat AsO43– het hoogst.

De onderzoekers formuleerden de hypothese dat de bacterie met behulp van monowaterstofarsenaat energie kan halen uit organische verbindingen.

Ze hebben hiertoe onderzocht of de bacteriën in staat zijn monowaterstofarsenaat om te zetten tot diwaterstofarseniet (H2AsO3) met lactaat (C3H5O3) als organische verbinding.

Ze vermoedden dat hierbij de volgende reactie verloopt:
C3H5O3 + 2 HAsO42– + H2O --> CH3COO + HCO3 + 2 H2AsO3 + OH

In een laboratorium werden de zoutconcentraties van het Searlesmeer zo exact mogelijk nagebootst. Hiervoor werd een oplossing gemaakt die onder andere 3,1 M NaCl, 0,25 M Na2CO3 en 0,060 M NaHCO3 bevatte.
De pH van de oplossing werd hierna met zoutzuur op 9,80 gebracht. 
Aan deze oplossing werden de bacteriën, de arseenverbindingen en lactaat (C3H5O3) toegevoegd.
De onderzoekers bepaalden op verschillende tijdstippen de concentraties van het lactaat, ethanoaat, arsenaat en arseniet.
Ook werd het aantal bacteriën per mL van deze oplossing bepaald. De resultaten zijn weergegeven in figuur 1.
Op de linker y-as staat de concentratie van de onderzochte deeltjes uitgezet; op de rechter y-as het aantal bacteriën per mL oplossing.

Uit figuur 1 is af te leiden dat de reactiesnelheid waarmee monowaterstofarsenaat en lactaat worden omgezet tot ethanoaat en diwaterstofarseniet, gedurende de eerste 10 dagen laag was.
Na verloop van tijd nam de snelheid toe en tegen het eind van het experiment nam de snelheid weer af. De temperatuur werd bij dit experiment constant
gehouden.