Een christelijke schrijver vertelde over de inname van Jeruzalem in 1100:
De heidenen vluchtten naar de muren van de stad. Onze mannen achtervolgden hen onder moord en doodslag tot aan de tempel. Daar vond een enorme slachting plaats, zodat onze mannen tot aan hun enkels in het bloed liepen. De hele tempel droop van het bloed.
Toen het verzet van de heidenen was gebroken, overvielen onze mannen de vijand. Hun mannen en vrouwen werden doodgeslagen of in leven gelaten, waar ze zin in hadden. Het duurde niet lang of de kruisvaarders liepen door de hele stad, maakten goud, zilver, paarden en muilezels buit en plunderden huizen waar van alles te halen viel.