Oefentoets Toepassen en Integreren

Deze oefentoets bestaat uit 4 vragen en is vergelijkbaar met de vragen zoals ze in de toets van de toetsweek ook staan. Bij alle rekenopdrachten is het verstandig om gebruik te maken van het stappenplan voor rekenopdrachten.

 

1. Omrekenen

a. 250 A = ....... mA

b. 230 mV = ..... V

c. 4.25 kWh = ...... kJ

d. 45 kJ = ....... J

e. 954 * 103 J = ...... kWh

f. 450 J/s = ....... kW

 

2. Verbanden

 

a. Een huis wordt een lamp met een vermogen van 50 W vervangen door een spaarlamp van 7 W. De lampen geven elk evenveel licht. Leg uit wat er gebeurt met de stroomsterkte.

b. Twee batterijen bevat beide 2,5 kWh aan energie. Op batterij 1 wordt een telefoon aangesloten met een vermogen van 20 W. Op batterij 2 wordt een lamp aangesloten van 13 W. Leg uit welke batterij als eerst op is.

c. Twee lampen moeten onafhankelijk van elkaar aan en uit kunnen. Leg uit op welke manier deze lampen geschakeld moeten worden.

d. In huis staan 2 lampen parallel geschakeld. Lamp 1 heeft een groter vermogen dan lamp 2. Leg uit door welke lamp de meeste stroom loopt.

 

3. Rekensommen

a. Een laptop met een vermogen van 42 W staat 98 min aan de lader. Bereken de verbruikte energie

b. Een Iphone wordt in de auto opgeladen. Het vermogen van de Iphone is 12,5 W. De accu van de auto heeft een spanning van 24 V. Bereken de stroomsterkte

c. De neonverlichting op broadway heeft gezamenlijk een vermogen van 98 kW en staat aangesloten op de netspanning. Bereken de totale stroomsterkte.

d. De diepvriezer staat dagelijks 250 min aan. De vriezer heeft een vermogen van 0,47 kW. Een kWh kost 0,15 euro. Berekend hoe groot de elektriciteitskosten zijn als de diepvriezer een week aan staat.

e. Een strijkijzer met een vermogen van 80 W is aan blijven staan tijdens de vakantie. De familie is 2 weken op vakantie geweest. Bereken de kosten van het aan laten staan van het strijkijzer gedurende de vakantie.

f. De slaapkamers staan geschakeld op een zekering van 10 A. Wanneer alle lampen en andere apparaten aanstaan wordt de stroomsterkte gemeten op 7,89 A. Er wordt vervolgens een zonnebank in de slaapkamer geplaatst. De zonnebank heeft een vermogen van 0.55 kW. Laat door een berekening zien of de zekering eruit vliegt als alle apparaten inclusief zonnebank aan staan.

4. Parallel en serie schakelingen

Linda koopt een kroonluchter met daarin 3 lampen en vraagt zich af of deze serie of parallel geschakeld zijn. Ze hangt de kroonluchter op in haar slaapkamer en

a. Teken de schakeling met natuurkundige symbolen voor de parallel schakeling.

b. Teken de schakeling met natuurkundige symbolen voor de serie schakeling.

Ze hangt de kroonluchter op in haar slaapkamer en leest daarbij op de verpakking dat de lampen parallel geschakeld zijn. Er blijken helaas 2 lampen kapot, gelukkig heeft ze nog 2 lampen in huis. . Lamp 2 heeft een vermogen van 25 W. Lamp 3 heeft een vermogen van 10 W. Lamp 1 is de originele lamp uit de doos het vermogen van deze lamp is niet bekend. De totale stroomsterkte van de drie lamp en samen is 183 mA.

c. Wat is de spanning die over lamp 1 staat?

d. Bereken de stroomsterkte door lamp 2.

e. Bereken de stroomsterkte door lamp 3.

f. Bereken het vermogen van lamp 1.