6.3.2 Serie- parallelschakeling

Bekijk het volgende filmpje over Serie- en parallelschakelingen

Serie- en Parallelschakeling.

Vragen bij paragraaf 6.3 Stroomkring.

 

  1. Schakelschema's
    1. Teken een schakelschema waarin 2 lampjes (L1 en L2) parallel geschakeld zijn en aangesloten op een batterij.
    2. Wat kun je zeggen over de stroomkring in vraag 1a?
    3. Je wilt de lampjes L1 en L2 uit vraag 1a graag afzonderlijk aan en uit kunnen doen. Teken dit in je schakelschema.
    4. Wat kun je zeggen over de stroomkring uit vraag 1c wanneer beide lampjes uit zijn?
  2. Thuis staan verschillende apparaten in de huiskamer; een tv, verschillende lampen en een radio. Dan gaat één van de lampen kapot.
    1. Heeft het kapot gaan van één van de lampen invloed op het branden van de andere lampen?
    2. Wat kun je zeggen over hoe de stopcontacten thuis geschakeld zijn?
  3. Drie dezelfde lampjes worden in serie aangesloten op een batterij van 9V samen met een schakelaar.
    1. Teken een schakelschema van deze opstelling.
    2. Hoe groot is de spanning die elk lampje krijgt in deze opstelling?
    3. De lampjes uit vraag 3 zijn zo gemaakt dat ze het beste werken bij een spanning van 9V. Wat kun je zeggen over de manier hoe de lampjes branden in vraag 3b?
    4. Hoe komt de energie benodigd voor het branden van de lampjes bij de lampjes terecht?
    5. Hoe wordt de energie over de lampjes verdeeld?
  4. 3 dezelfde lampjes worden parallel aangesloten op een batterij van 9V. Elk lampje kan afzonderlijk aan en uit worden geschakeld met een schakelaar.
    1. Teken een schakelschema van deze opstelling.
    2. Wat kun je zeggen over de spanning die elk lampje krijgt in deze opstelling wanneer de stroomkring gesloten is voor elk lampje?
    3. Wat kun je zeggen over de manier hoe de lampjes branden in de opstelling uit vraag 4b?
    4. Wat kun je vertellen over de benodigde energie die nodig is om de lampjes te laten branden?.
  5. In een minikerstboom zit een kerstverlichting met 8 lampen. Al deze lampen zijn serie geschakeld.
    1. Teken het schakelschema van deze opstelling
    2. Het laatste lampje van de kerstverlichting gaat kapot. Leg uit wat er gebeurt met de stroom door lamp 1.
    3. Leg uit of lamp 7 nog kan branden.