6.4.1 Hoe groot is het vermogen?

1. Rekenen met symbolen

a. Neem onderstaande tabel over en vul in

Naam grootheid

Symbool grootheid

Naam eenheid

Symbool eenheid

 

 

Watt

 

 

 

volt

 

 

 

 

A

 

b. Verander de formule zo dat je de stroomsterkte zou kunnen uitrekenen.

c. Verander de formule zo dat je de spanning zou kunnen uitrekenen

 

2. Omrekenen

a. 15 mA = .... A

b. 0,0032 mA = .......A

c. 9,0 A = .... mA

d. 0.0045 mA = .... A

 

3. Standaard sommen

a. Bereken P als I= 5,0 A en U = 1,8 V

b. Bereken P als I = 325 mA en U = 70 V

c. Bereken I als P = 150 W en U = 62,8 V

d. Bereken I als P = 1,2 kW en U = 180 V

e. Bereken U als P = 1,58 W en I = 0.0053 A

f. Bereken U als P = 0.25 kW en I = 475 mA

 

4. Staafmixer

In de keuken staat de lamp (50 W) aan, de koelkast (350 W) en de magnetron (800 W)

a. Bereken de stroom door de lamp.

b. Bereken de stroom door de magnetron.

c. Bereken de stroom door de koelkast.

d. Bereken de totale stroom door de drie apparaten.

e. Leg uit hoe de apparaten geschakeld moeten zijn.

f. Wanneer ook een staafmixer wordt gebruikt stijgt de totale stroom naar 6,08 A. Bereken het vermogen van de staafmixer

g. Er mag maximaal 10 A aan stroom door de draden naar de keuken lopen. Wanneer er meer dan 10 A aan stroom naar de keuken loop gaat de smeltzekering erdoor. De eigenaar van de woning wil ook nog een vriezer installeren in de keuken. De vriezer heeft een vermogen van 950 W. Laat door een bereking zien of dat zou kunnen in combinatie met alle 4 de andere apparaten.

 

5. Kerstverlichting

Bij een kerstverlichting zijn alle lampen Serie geschakeld. Op de verpakking staan de volgende gegevens: Spanning is 196 V. Totale vermogen is 78 W. Er zitten 82 lampen aan de kerstverlichting

a. Leg uit waarom alle lampen uit gaan als er 1 lamp kapot gaat.

b. Bereken de totale stroomsterkte.

c. Beredeneer wat de stroomsterkte door 1 lamp is.

d. Bereken de spanning en het vermogen van 1 lamp.

6. Weerstanden

Van een elektrische schakeling zoals in afbeelding 1. Zijn de volgende gegevens bekend: weerstand 1 (R1) en Weerstand 2(R2) zijn dezelfde weerstanden. Door weerstand 1 gaat een stroom van 2,41 A. Over weerstand 3 staat een spanning van 9,4 V. Bereken het vermogen van weerstand 2.

7. Woonkamer

In de woonkamer zit jij tv te kijken. Je moeder is aan het strijken en er staat ook nog een lamp aan van 50 W. Het strijkijzer heeft een vermogen van 150 W. De totalestroomsterke is 1.80 A. Bereken het vermogen van de tv.