1. Omrekenen
a. 2,50 * 105 mA
b. 0.230 V
c. 1.53 * 104 kJ
d. 4,5 * 104 J
e. 2,65 * 10-2 kWh
f. 0,45 kW
2. Verbanden
a. Beide lampen zijn in huis aangesloten en dus staat over beide lampen een spanning van 230 V. De lamp met een vermogen van 50 W heeft meer energie per seconde nodig dan de lamp van 7 W. Omdat elke ampere evenveel energie meeneemt zal de lamp van 7 W dus minder stroom nodig hebben dan de lamp van 50 W. De stroomsterkte zal in deze situatie dus afnemen.
b.De telefoon met een vermogen van 20 W verbruikt elke seconde 20 J aan energie. De lamp met een vermogen van 13 W verbruikt elke seconde 13 J aan energie. De lamp gebruikt dus minder energie per seconde dan de telefoon. Beide baterijen bevatten evenveel energie. De batterij van de telefoon zal eerder op zijn dan de batterij van de lamp omdat de telefoon meer energie per seconde gebruikt.
c. Bij een parallelschakeling staat elk apparaat in een eigen stroomkring. Bij een serieschakeling staan alle apparaten in dezelfde stroomkring. Wanneer je in de serieschakeling de stroomkring onderbreekt kan er geen stroom en dus geen energie naar beide lampen. Als je bij een parallelschakeling een stroomkring onderbreekt dan blijft de andere stroomkring intact, er blijft dan dus wel stroom (en dus energie) naar de andere lamp gaan. Om beide lampen onafhankelijk van elkaar te kunnen bedienen die je de lampen parallel te schakelen.
d. Wanneer de lampen parallel geschakeld zijn staat over beide lampen dezelfde spanning. De formule die hier geldt is P = U * I. Omdat de spanning over beide lampen gelijk is heeft U geen invloed op de stroomsterkte. Wanneer het vermogen groot is moet de stroomsterkte ook groot zijn. Omdat lamp 1 een groter vermogen heeft dan lamp 2 zal de stroomsterkte door lamp 1 groter zijn dan de stroomsterkte door lamp 2.
3. Rekensommen
a. P = 42 W t = 98 min = 98 * 60 = 5880 s E = ?
E = P * t
E = 42 * 5880
E = 2,47 * 105 J
b. P = 12,5 W U = 24 V I = ?
P = U * I
I = P/U
I = 12,5 / 24
I = 0,52 A
c. P = 98 kW = 98000 W U = 230 V I = ?
P = U * I
I = P/U
I = 98000 /230
I = 4,26 *102 A
d. tdag = 250 min = 250/ 60 = 4,17 h P = 0,47 kW 1kWh = 0,15 euro kosten per week = ?
tweek = 4,17 * 7 = 29,17 h
E = P * t
E = 0,47 * 29,17
E = 13,7 kWh
kosten per week = 13,7 * 0,15 = 2,06 euro
e. P = 80 W = 0,080 kW t = 2 weken = 2 *7 * 24 = 336 h 1 kWh = 0,15 euro kosten = ?
E = P* t
E = 0,080 * 336
E = 26.88 kWh
kosten = 26.88 * 0,15 = 4,03 euro
f. I1 = 7.89 A P = 0,55 kW = 550 W U = 230 V It = ?
P = U * I
I2 = P/U
I2 = 550/230 = 10,28 A
It = I1 + I2
It =7,89 + 2,39
It = 10,28 A
De zekering kan maximaal 10 A hebben. De stroomsterkte is groter, dus de zekering gaat erdoor.
5 serie en parallel schakelingen
a + b.
4c. U = 230 V
d. U = 230 V P = 25 W I2 = ?
P = U * I
I2 = P/U
I2 = 25/230
I2 = 0,11 A
e. U = 230 V P = 10 W I1 = ?
P = U * I
I3 = P/U
I3 = 10/230
I3 = 0,04 A
f. It = 283 mA = 0,283 A I2 = 0.11 A