Stap 2: De handel

Eerste steden - Economie

 


Bestudeer de onderstaande tekst.

De handel stimuleerde de opkomst van steden. Na het jaar 1000 groeiden handelsnederzettingen op strategische plekken uit tot steden. Het leven in de stad was voor veel mensen aantrekkelijk. Door de opkomst van de handel kwam er weer geld in omloop. Dat stimuleerde de economie. Mensen die geld verdienden wilden daar allerlei producten en gebruiksvoorwerpen voor kunnen kopen. Het was dus winstgevend om die te produceren. De geldeconomie kwam weer op gang.
Zo ontstonden er steeds meer beroepen waarin mensen zich bezighielden met uiteenlopende zaken. De steden kregen steeds meer aantrekkingskracht: er was werkgelegenheid, het was er redelijk veilig en er woonden ambachtslieden en kooplui waar je producten van kon kopen. Mensen in de stad leefden bovendien vrijer en onafhankelijker van de adel dan de mensen op het platteland.
Afbeelding: De vismarkt in Utrecht: de naam verwijst naar de oorspronkelijke markt in de Middeleeuwen. Al in de 13e eeuw werd op deze plek vis verhandeld. Veel oude steden hebben in het centrum straatnamen waar het woord 'markt' in voorkomt .

 

 

 

 

 

 

Markten en jaarmarkten


De oogsten waren door de nieuwe landbouwtechnieken groot. Dat zorgde voor een enorme impuls in de handel.
Van de overschotten werden door ambachtslieden producten gemaakt die werden verhandeld op een lokale markt of verkocht aan kooplieden die de producten verkochten op verder weg gelegen markten.

De behoefte aan georganiseerde markten nam toe. Op strategisch belangrijke knooppunten van wegen en langs vaarroutes werden markten georganiseerd. Omdat in latere eeuwen de contacten met verre gebieden toenamen, werden op markten ook steeds meer exotische specerijen als saffraan en gember verkocht.

Een markt werd een verzamelpunt waar veel mensen bij elkaar kwamen. Omdat op deze plekken geld te verdienen was, trok een markt of jaarmarkt ook kwakzalvers, minstrelen en bedelaars aan.

 

 

 

 

 

 

 

Maak de onderstaande oefening