Bloedtransfusie

Bij de eerste weeën wordt een vrouw die een tweeling verwachtte naar de kraamkliniek gebracht. Omdat zij erg bleek eruitziet wordt haar bloed onderzocht, waarbij het hemoglobinegehalte 25% blijkt te zijn. Met het oog op de kans van een bloeding na de bevalling geeft de dokter de verpleegster opdracht vijf zakken bloed beschikbaar te houden. Als de verpleegster echter met de eerste zak wil beginnen, maakt de patiënt onmiddellijk bezwaar. Zij is getuige van Jehova en haar godsdienstige overtuiging verbiedt haar een bloedtransfusie te ondergaan.

De medische staf tracht tevergeefs haar te overtuigen van het gevaar dat zijzelf en haar baby’s lopen als geen transfusie wordt toegepast. In de hoop dat deze haar van mening kan doen veranderen haalt men haar man erbij. Deze legt zich echter bij haar besluit neer zei: ‘Als het Gods wil is dat zij sterft, dan sterft zij. Zij mag het bloed van een ander niet toegediend krijgen omdat God het verbiedt.’

Wat moet de medische staf doen? 

Gebruik hiervoor het onderstaande stappenplan:

Probeer daarna tot een oplossing van het dilemma te komen door te besluiten wat het zwaarst moet wegen. Geef daarbij aan welke argumenten voor jou de doorslag geven.  Werk je opdracht in je schrift uit.