De leerling kan aan het einde van de les de werking van het reukzintuig beschrijven en maakt daarbij gebruik van de begrippen neusslijmvlies, reukharen, reukzintuigcellen en geurstoffen.
De leerling kan aan het einde van de les beschrijven hoe het proeven van de smaken zoet, zuur, zout en bitter in zijn werk gaat.
De leerling kan aan het einde van de les uitleggen hoe het proeven van alle andere smaken dan zoet, zuur, zout en bitter tot stand komt.
De leerling kan in een afbeelding de volgende onderdelen van de smaakzintuigen herkennen en benoemen: smaakknopje, groef, zintuigcel en zenuw.