Leren

Eigen werkwijze en houding bespreekbaar maken

  1. Kan, ook met hulp, geen sterke en zwakke kanten noemen. Kan de effecten van eigen gedrag op medestudenten, groep en docenten niet benoemen.
  2. Met hulp in staat om minimaal 3 sterke en minimaal 2 zwakke kanten te noemen. Kan maar ten dele de effecten noemen van eigen gedrag op medestudenten, groep en docenten.
  3. Is in staat om minimaal 5 sterke en minimaal 5 zwakke kanten van het eigen functioneren te noemen. Kan de positieve en negatieve effecten noemen van eigen gedrag op medestudenten, groep en docenten.
  4. Geeft een uitgebreide analyse van minimaal 5 sterke en minimaal 5 zwakke kanten van het eigen functioneren en vermeldt tevens hoe er gewerkt wordt om de zwakke kanten te verbeteren. Kan de positieve en negatieve effecten noemen van eigen gedrag op medestudenten, groep en docenten.

 

Bewaken van eigen leerproces

  1. Vraagt niet om hulp bij slechte resultaten. Laat zich storen door medestudenten. Organisatie van studiemateriaal is chaotisch. Vraagt niet om verduidelijking wanneer iets niet wordt begrepen.
  2. Geeft aan moeite te hebben met de taken. Vraagt niet om verduidelijking wanneer daartoe wel redenen zijn. Probeert medestudenten te corrigeren indien zij storend gedrag vertonen.
  3. Vraagt om hulp indien de resultaten onvoldoende zijn. Vraagt om verduidelijking wanneer daartoe redenen zijn. Vraagt om begeleiding als een opdracht niet gemaakt kan worden. Vraagt aan medestudenten niet te storen tijdens de lessen.
  4. Als onder 3 en blijft gemotiveerd om hier aan te werken totdat de resultaten voldoende zijn.

 

Feedback, waardering en kritiek hanteren

  1. Bekritiseert de ander zonder het eigen gedrag erbij te betrekken. Doet niets met gekregen feedback. Kan positieve feedback niet aanhoren. Ontkent de kritiek en gaat in de verdediging.
  2. Bekritiseert de ander op een veroordelende manier. Luistert nauwelijks naar positieve feedback. Kan kritiek aanhoren, maar doet hier nauwelijks iets mee.
  3. Geeft feedback met een ik-boodschap, stelt ook eigen functioneren ter discussie. Kan positieve feedback aanhoren. Kan kritiek aanhoren en vraagt hierover door. Stelt zich positief op t.a.v. verandering van gedrag. Het lukt niet altijd om wat te doen met de kritiek.
  4. Geeft op juiste wijze feedback, hanteert alle regels. Stelt eigen functioneren ter discussie, vraagt om feedback. Bouwt zelfvertrouwen op m.b.v. gekregen positieve feedback. Verandert het gedrag waarover feedback is ontvangen.

 

Omgaan met adviezen

  1. Accepteert geen hulp. Negeert adviezen. Resultaten blijven onvoldoende.
  2. Accepteert hulp maar negeert adviezen. Resultaten vertonen verbetering maar zijn nog onvoldoende.
  3. Accepteert hulp en probeert adviezen toe te passen. Resultaten vertonen een duidelijke verbetering.
  4. Accepteert hulp en weet adviezen toe te passen. Resultaten zijn voldoende.

 

Verantwoordelijkheid dragen voor eigen taken

  1. Neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen gedrag. Neemt nooit initiatief in de samenwerking. Kan niet inschatten welke opdrachten wel/niet zelfstandig kunnen worden uitgevoerd.
  2. Neemt verantwoordelijkheid voor eigen gedrag. Kan echter niet inschatten wat zij/hij zelfstandig kan doen en bij welke werkzaamheden hulp nodig is. Neemt soms initiatief in de samenwerking.
  3. Neemt verantwoordelijkheid voor eigen gedrag. Kan eigen capaciteiten goed inschatten. Doet hierbij eventueel een beroep op een ander. Schakelt tijdig hulp in.
  4. Kan verantwoordelijkheid voor eigen gedrag nemen. Heeft juiste inschatting van eigen kwaliteiten. Gebruikt eigen kwaliteiten op zo’n wijze dat medestudenten hier profijt van kunnen hebben.