Tijdens de les bouwt de docent de inhoud van de les op een overzichtelijke en stapsgewijze manier op. Voordat de docent met een volgend onderdeel verder gaat, geeft de docent je voldoende kans vragen te stellen. Als je iets niet begrepen hebt, dan is de docent bereid de zaak opnieuw uit te leggen. Als de begeleiding op deze manier verloopt dan is er veel duidelijkheid.
Wanneer de docent alles in één keer behandelt, zonder dat je het verband ziet tussen de verschillende onderwerpen, of zonder dat je de kans krijgt vragen te stellen, dan biedt de docent weinig duidelijkheid.
De docent kan je precies vertellen wat je goed en wat je verkeerd gedaan hebt. De docent kan je er ook nog bij vertellen of vraagt er naar, hoe het komt dat je bepaalde fouten hebt gemaakt. Als de docent je op deze manier informatie geeft over je werk, dan geeft de docent veel informatie.
Wanneer de docent je geen informatie over je werk geeft of alleen maar zegt wat je fout hebt gedaan en niet bespreekt hoe dit komt, dan geeft de docent je weinig informatie over je werk.
De docent benadert je op een vriendelijke manier. Je kunt bij haar/hem altijd met vragen komen en de docent stelt je altijd op je gemak. De docent probeert een sfeer van vertrouwen te scheppen en als zij/hij weet dat je persoonlijke moeilijkheden hebt, dan houdt de docent daar rekening mee. Het gedrag van zo’n docent is erg vriendelijk te noemen.
Een docent kan je ook niet vriendelijk benaderen of geen rekening houden met jouw persoonlijke moeilijkheden. Ook kan de docent weinig moeite doen om een sfeer van vertrouwen te scheppen. Het gedrag van zo’n docent is dan weinig vriendelijk.
De docent die je begeleidt, zal eisen aan je stellen. Jij stelt die eisen zelf niet, maar die worden door de docent aan jou gesteld. De docent zegt wat je moet doen en bepaalt hoe het werk gemaakt moet worden. Deze eisen worden je dus van buitenaf opgelegd. De ene docent zal je misschien veel eisen opleggen, terwijl een andere docent misschien weinig eisen oplegt.
De docent benadert jou als iemand die zelfstandig kan werken en die verantwoordelijkheid kan dragen. De docent zal dan bepaalde dingen aan je durven overlaten, zonder dat zij/hij alles tot in de details regelt en controleert. Laat de docent veel aan je over dan geeft de docent veel taakzelfstandigheid.De docent kan je echter ook behandelen als onzelfstandig. De docent controleert dan vaak en twijfelt er aan of je de opdracht zelfstandig kunt volbrengen. Zo’n docent geeft weinig taakzelfstandigheid.
De docent maakt aan jou duidelijk wat het nut is van het onderdeel met het oog op je studie, toekomstige beroep of verdere leven. De docent probeert om datgene wat je nu moet doen, in verband te brengen met je toekomst. Zo’n docent geeft veel toekomstperspectief. Een andere docent spreekt misschien niet over het nut van wat je moet doen met het oog op je toekomst. Zo’n docent geeft weinig toekomstperspectief.
Wanneer je aan het werk bent en de docent ziet dat je goed bezig bent, dan kan zij/hij opmerkingen maken als: ‘dat gaat goed’, ‘prima’ of ‘dat is in orde’. Dit noemen we bevestiging. De docent moedigt je daarmee aan om zo verder te gaan. De docent laat je merken dat je op het goede spoor zit. Als de docent veel van deze opmerkingen maakt, geeft de docent je veel bevestiging. Maar het is ook mogelijk dat de docent zulke opmerkingen achterwege laat en geen aanmoedigende opmerkingen maakt. De docent geeft dan weinig bevestiging.
De docent zal je laten merken dat zij/hij hoge prestaties van je verwacht. De docent is van menig dat je goede resultaten zult behalen. Zo’n docent heeft positieve verwachtingen van jouw prestaties. Het is ook mogelijk dat een docent door zijn opmerkingen laat blijken dat zij/hij vindt dat jij geen goede resultaten zult behalen. De verwachting van de docent van jouw prestaties is dan laag. Zo’n docent heeft negatieve verwachtingen van jouw prestaties.