8. Wetten en instanties in relatie met het ziektebeeld.
A. Met welke wetten kom je in aanraking als je cliënten verzorgd met het gekozen ziektebeeld en leg dit uit.
B. Welke instanties heb je nodig bij de ondersteuning in het dagelijks leven en leg dit uit.
C. Met welke disciplines kan de cliënt in aanraking komen en leg dit uit.
D. Met welke aandachtspunten moet de cliënt rekening houden op het gebied van voeding in relatie tot het
het ziektebeeld
