De kleinste 'deeltjes' die wij kennen zijn niet te beschrijven als deeltjes en ook niet als golven. Het zijn 'dingen' die eigenschappen hebben van allebei. We noemen ze golffuncties.
Een golffunctie is een wiskundige golf. Zolang hij niet is waargenomen beschrijft het kwadraat van deze golf de kans om ergens een deeltje aan te treffen. Dit heeft een vreemd gevolg. Als je namelijk een meting doet, weet je waar het deeltje op dat moment zit. Omdat (het kwadraat van) de golffunctie beschrijft waar je het deeltje aan kan treffen, verandert de golffunctie dus op dat moment. Er blijft alleen een kleine piek over op de plek waar jij het deeltje hebt aangetroffen. De kans om het deeltje ergens anders aan te treffen wordt 0.
Golffuncties kunnen onder andere elektronen voorstellen en op elektronen werken krachten. Bijvoorbeeld: op een elektron werkt een elektrische kracht als er ergens in de buurt een positief geladen deeltje is. De invloed van deze krachten wordt zichtbaar als je je voorstelt dat de golffunctie beweegt langs een lijn waarbij de potentiële energie niet overal even groot is. Bijvoorbeeld: als een elektron weg wil bewegen van een positief geladen deeltje, dan kost hem dat (kinetische) energie. Deze wordt omgezet in potentiële energie. Als je een grafiek maakt van de potentiële energie rond dat positieve deeltje, dan krijg je een grafiek die in het midden (de plaats van het positieve deeltje) heel laag is, maar steeds hoger wordt verder bij het deeltje vandaan.
In de les heb je uitleg gehad over hoe dit werkt. Om de opdrachten hierna goed te kunnen maken, moet je dit goed begrijpen. Daarom volgen hier een paar vragen over potentiële energie grafieken.
Het blijft moeilijk om je voor te stellen hoe dit er uit ziet. Deze opdracht gaat je daarbij helpen.
We gaan kijken naar een simulatie van golffunctie. Start de simulatie via deze link:
Blijf klikken totdat het programma is gestart. Het scherm ziet er nu als volgt uit: