Samenvatting en test

In de vorige secties heb je het volgende kunnen zien:

- Een vrij elektron gedraagt zich als een klein golfpakketje.

- Een meting zorgt ervoor dat dit golfpakketje één piek wordt. Dit gedrag past bij een deeltje.

- Na de meting verspreid hij zich weer als golf.

- Een lagere potentiële energie geeft meer kinetische energie voor het elektron en dus meer snelheid. Hierdoor wordt zijn golflengte korter, want:

- Het golfpakketje gaat voor een deel toch door als hij een barrière in de potentiële energie tegenkomt. Hierdoor weet je niet zeker of je hem voor of voorbij de barrière aan zal treffen. Dit noemen we het tunneleffect.

- Hoe hoger en breder de barrière, hoe kleiner de amplitude en dus hoe kleiner de kans om het deeltje na de barrière aan te treffen.

- Na tunneling is de golflengte, dus ook de snelheid en kinetische energie van het deeltje, gelijk. Tunnelen kost dus geen energie.

- In een potentiaalput gaat het golfpakketje met zichzelf interfereren en vormt een staande golf. De kans blijft daardoor het grootst dat het elektron in de put blijft. Dit zie je in de natuur bij elektronen die gebonden zijn aan een atoom.

- Een deel van de golffunctie kan de put verlaten als de wanden niet te hoog zijn. Er is dus een kans dat je het deeltje buiten de put treft met een kwantummeting.