Bestudiere aus 'Kennisbank Duits' das Teil über den 1. und 4. Fall.
Bestudeer uit de Kennisbank Duits het deel over de 1e en 4e naamval.
Deze grammatica heb je in de afgelopen thema's gehad. Als je dit nog steeds begrijpt gaan wet het nu hebben over het persoonlijk voornaamwoord. Ook deze verandert als de persoon in de vierde naamval komt te staan. Het onderstaande schema zul je daarom ook uit je hoofd moeten kennen.
1e naamval | 4e naamval |
ich | mich |
du | dich |
er | ihn |
sie | sie |
es | es |
wir | uns |
ihr | euch |
sie | sie |
Sie | Sie |
Mache die Übungen: Maak de oefeningen: