Der Dativ is het Duitse woord voor de derde naamval. De derde naamval is het meewerkend voorwerp in het Duits. Je kunt het meewerkend voorwerp in de zin vinden door voor het desbetreffende zinsdeel 'aan' of 'voor' te denken. Het meewerkend voorwerp komt als laatste in het stappenplan wat je hebt geleerd bij de eerste en de vierde naamval.
Beispiel
D.... Mann hat (zijn) ............ Lehrer (m) e............. Brief (m) geschickt.
1. Persoonsvorm (vraagzin, tijd veranderen, hoeveelheid veranderen) = hat
2. Zinsdelen = D..... Mann / hat / (zijn) ............... Lehrer (m) / e................... Brief (m) / geschickt.
3. Onderwerp (wie/wat + p.v.) = D..... Mann.
4. Werkwoordelijk gezegde (alle werkwoorden in de zin) = hat geschickt
5. Lijdendvoorwerp (wie/wat + p.v. + o + w.g.) = e................... Brief
6. Meewerkend voorwerp (aan/voor wie?) = (zijn) ...................... Lehrer
Het onderwerp is altijd eerste naamval (Nominativ) en je kunt het vervangen door HIJ. In dit geval wordt het dus Der Mann.
Het lijdend voorwerp is altijd vierde naamval (Akkusativ) en je kunt het vervangen door HEM. In dit geval wordt het dus einen Brief.
Het meewerkend voorwerp is altijd een derde naamval. In dit geval wordt het daarom seinem Lehrer.
Hieronder volgen de verdere vervoegingen van de lidwoorden in de derde naamval.
Männlich | Weiblich | sächlich | Plural | |
Nominativ | der | die | das | die |
ein | eine | ein | keine | |
Dativ | dem | der | dem | den +n |
einem | einer | einem | einen +n | |
Akkusativ | den | die | das | die |
einen | eine | ein | keine |
Misschien is het je al opgevallen dat er bij het meervoud een extra 'n' achter het lidwoord staat. Dit komt omdat het zelfstandignaamwoord van deze vorm altijd een extra 'n' krijgt behalve als het er al één heeft.
Beispiel: ich habe den Kindern ein Geschenk gegeben.
Ook voor de Dativ zijn er bepaalde voorzetsels (Präpostionen). Na deze woorden krijg je altijd een derde naamval:
|
Ook het persoonlijk voornaamwoord (die Personalpronomen) veranderen in de derde naamval:
1e naamval | 4e naamval | 3e naamval |
ich | mich | mir |
du | dich | dir |
er | ihn | ihm |
sie | sie | ihr |
es | es | ihm |
wir | uns | uns |
ihr | euch | euch |
sie | sie | ihnen |
Sie | Sie | Ihnen |
Klik op de volgende link en maak de oefeningen van de persoonlijke voornaamwoorden.