een gedicht schrijven in les 2: dichtidee 3

dichten met de enter-toets

Mogelijk heb je het volgende ook wel eens meegemaakt: je ruikt een bepaalde geur, je ziet een bepaalde kleur, je hoort een bepaald geluid, je kijkt naar een afbeelding of situatie en je denkt onmiddellijk terug aan ‘vroeger’: je ziet je opa of oma voor je, of een neef uit Amerika of een jeugdvriendje of je vroegere buurmeisje. De herinneringen zijn positief of niet positief. In elk geval zijn ze de moeite waard om over te schrijven. Dat schrijven doe je in enkele stappen:

 

  1. Schrijf eerst een ‘verhaal’ over de herinnering gekoppeld aan de geur, kleur, etc.

  2. Bewerk dat verhaal met de enter-toets. Breek de zinnen in stukken en probeer je zinnen af te breken op betekenisvolle plaatsen.

  3. Verwijder alle woorden uit het gedicht die niet belangrijk zijn/ weggelaten kunnen worden. Er hoeven dus geen “goede” Nederlandse zinnen over te blijven.

En dan stopt het

De afgelopen dagen denk ik meer en meer
aan het eiland van mijn moeder
en het huis van haar vader,
het had blauwe buitenmuren en geen deuren,
zoals de meeste huizen aan de baai.

De zee,
het blauwe huis op het strand,
de boom in de keuken die men uit bijgeloof
niet had willen omkappen, er was zelfs
een gat gemaakt in het dak -
alles komt steeds meer op hetzelfde neer:

daar staat mijn vader,
maar nu zonder zijn vrouw of zijn schoonvader,
de enige blanke man in zee
en hij kan niet zwemmen.
Voetje voor voetje stapt hij, zonnebril op,
met een brede grijns door het ondiepe water.

Deze domme dagen zoek
of bedenk ik maar wat bij elkaar, met stomheid
geslagen.
Zo voorbeeldig, en dan stopt het.

----------------------------------------------
uit: 'Zijn opkomst in de voorstad', 2000 - Alfred Schaffer