Cellen, organen en weefsels

 

Een cel: is het kleinste levende deeltje van een organisme.
Voorbeelden: oogcel - zenuwcel - witte bloedcel.

Een weefsel: is een aantal cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie.
Voorbeelden: beenweefsel, huidweefsel.

Organen zijn vaak opgebouwd uit  verschillende soorten weefsel.

 

Een orgaan:  is een deel van een organisme met een of meer functies
Voorbeelden: oor - hart - dijbeenspier - hersenen - oog.

Een organenstelsel: zijn een aantal organen die samen een bepaalde  functie hebben.
Voorbeelden: spierstelsel - ademhalingsstelsel - zenuwstelsel - bloedvatenstelsel.