
Waarom hebben we de aarde altijd als een perfecte bol gezien?
Omdat het nautische leven daar een stuk simpeler van werd.
Goed, het is niet 100% nauwkeurig, maar nauwkeurig genoeg om van veilig van A naar B te komen.
De aarde als perfecte bol maakt het mogelijk om met simpele wiskunde te rekenen.
Denk aan:
Breedte- en lengtegraden verdelen de bol netjes.
Afstanden op zee kun je berekenen als bogen over een cirkel.
Grotecirkelroutes (kortste route over een boloppervlak) werken alleen logisch op een bol.
Voor zeelieden in de tijd van kompas en sextant was eenvoud cruciaal — ingewikkelde modellen konden ze op zee niet gebruiken.
Zeemijlen zijn gebaseerd op de boog van een perfecte bol:
1 zeemijl = 1/60 graad op een bol met straal ≈ 6371 km
Als je de aarde als bol neemt, is 1 graad breedte precies 60 zeemijlen.
Daardoor kun je met je kaart en kompas betrouwbaar een koers varen.
Zeelieden gebruikten de zon en sterren om hun positie te bepalen.
De hoogte van een ster boven de horizon verandert voorspelbaar op een bol.

Denk aan de Poolster (Polaris): die staat evenveel graden boven de horizon als jouw breedtegraad.
Daarom hoef je alleen maar de hoogte te meten om te weten op welke breedte je zit.
Als de aarde geen bol zou zijn, zou die hemelwaarneming niet kloppen.