We zien allemaal de aarde als een bol.
En voor de meeste doeleinden is dat voldoende.
Maar afhankelijk van waarvoor we het model van de aarde willen gebruiken hebben we er meerdere.
Als we preciezer kijken – bijvoorbeeld met satellieten – blijkt dat de aarde zelfs een beetje hobbelig is.
Soms trekt de zwaartekracht het water nét wat omhoog, op andere plekken zakt het juist wat omlaag.
De aarde lijkt dan meer op een rare aardappel dan op een knikker of bal.
Daarom gebruiken wetenschappers verschillende modellen van de aarde:
Een gladde bol, als we het simpel willen houden.
Een afgeplatte bol, als we iets preciezer willen zijn.
En een geoïde – een soort zwaartekracht-kaart van de aarde – als we echt tot op de centimeter nauwkeurig willen meten.
Elk model is dus een hulpmiddel, afhankelijk van wat we willen weten.
De aarde zelf verandert niet – maar onze blik erop wel.