1-2. Formules (1)
Lezen
Je kan in cellen teksten en getallen invullen.
Alleen met getallen kan je rekenen. Daarvoor gebruiken wij formules.
Een formule begint altijd met een =.

In E1 is een formule ingetypt. Bovenaan zie je de formule en in de cel E1 komt meteen het antwoord.
Er zijn vier formules die heel vaak worden gebruikt:
- optelling =A1+C1
- aftrekking =A1-C1
- vermenigvuldiging =A1*C1
- deling =A1/C1
Opdracht
- Dubbelklik op het bestand Sommetjes, open dit in Excel.
Soms krijg je de melding dat je moet klikken op Bewerken inschakelen.
- Klik op Kopie opslaan en bewaar het bestand in de map Excel-bestanden met de naam Excel 1-2.

- Vul in cel E2 de formule =A2+C2 in en druk dan op Return.
- Vul in E3 de formule voor een aftrekking in, in E4 de vermenigvuldiging en in E5 de deling.
- Wanneer je de formules goed hebt ingevuld, kun je hier je antwoorden controleren.
- Sla het bestand nog eens op.