Even terug naar paragraaf 2, hoe werd een land ook alweer bestuurd? Via het leenstelsel. Het rijk was te groot voor de koning om alleen te besturen, daarom leende hij land uit aan mannen van adel. Deze leenman mag namens de koning de baas spelen over een stukje land. De koning had de hulp van de tweede stand dus nodig om zijn land te besturen. Met de komst van de steden veranderde dit:
Zoals je weet worden de inwoners van een stad burgers genoemd, deze burgers worden een onderdeel van de derde stand. Burgers in steden leveren het land veel geld (belasting) op en daarom willen deze burgers meer rechten. Zij eisen van de koning dat zij meer invloed krijgen op het bestuur van het land, zij willen ook iets te vertellen hebben. De koning raakte steeds meer ontevreden over de leenmannen, zij luisterde vaak niet meer naar de koning en begon leenmannen te vervangen met ambtenaren. Dit waren burgers die betaald (loon) kregen om namens de koning stukken land te besturen. De derde stand kreeg steeds meer macht en de tweede stand steeds minder.
De Nederlanden waren opgedeeld in gewesten, een soort provincies. In elk gewest was een standenvergadering. Hierbij waren alle standen aanwezig en werden er zaken besproken die van belang waren voor het gewest. Er was ook een landelijke vergadering: de Staten-Generaal. Hierbij kwamen mensen uit alle gewest van alle standen bij elkaar om te praten over landelijke zaken. De koning moest praten met alle standen en kreeg hierdoor niet meer altijd zijn zin.
Opdracht 18:
Kopieer het schema naar je Word-document en geef een uitleg van de begrippen.
ambtenaren | |
gewest | |
standenvergadering | |
Staten-Generaal |
Opdracht 19:
Kopieer het schema naar je Word-document en vul hem verder in.
Groep: | Wie zijn het? | Taak: |
Eerste stand | ||
Tweede stand | ||
Derde stand | Boeren | |
Werken (Ambachten en ambtenaren) |
Opdracht 20:
Noteer de antwoorden van de vragen in Word-document.
a. Hoe wordt een provincie in de Nederlanden genoemd?
b. Hoe wordt een provincie bestuurd?
c. Hoe wordt het land bestuurd?
d. Leg uit dat de tweede stand steeds minder macht kreeg.
e. Leg uit dat de koning steeds minder macht kreeg.
f. Leg uit dat de derde stand steeds meer macht kreeg.