Na het doorwerken van deze leerbron:
Als je naar een muziek luistert hoor je verschillen in toonhoogte (hoge en lage tonen), maar ook verschillen in toonduur (lange en korte tonen).
Maat en ritme gaan over hoe lang tonen klinken, over de afwisseling tussen lange en korte tonen en hoe je kunt meten hoe lang je een toon aan moet houden als je zelf muziek speelt.
De tijd waarin de toon klinkt noemen we toonduur. Tonen van verschillende lengte vormen samen een ritme.
Om te meten hoe lang een toon klinkt, kun je mee tellen.
Eén tel wordt ook wel de puls genoemd. De puls hoor je niet alleen als je zelf muziek speelt, maar ook als je naar muziek luistert. Als je beweegt, danst of marcheert op muziek beweeg je op de puls. De puls is een regelmatige beweging die in de muziek aanwezig is. Meestal is de puls ingedeeld in groepjes van een gelijk aantal tellen (twee, drie of vier tellen). Eén zo'n groepje noemen we een maat.
Als je snel telt is het tempo hoog, als je langzaam telt laag.
Om de verschilende toonduren aan te geven worden de volgende symbolen gebruikt:
Kijk naar het plaatje.

Hoe moet je dat dan tellen?
Kijk op het plaatje voor het telvoobeeld. per soort noot staat erbij hoe je het moet tellen.

Kijk naar de uitleg in het filmpje
3.1 Maatsoorten
Als je naar muziek luistert kun je meestal een regelmatige beweging horen, waarop je kunt meebewegen, dansen, marcheren of meeklappen. Elke klap noemen we een puls of een tel. Als je meetelt, zul je merken dat muziek vaak in groepjes van een gelijk aantal tellen is ingedeeld. Een groepje van een gelijk aantal tellen noemen we een maat. Er zijn verschillende maatsoorten: groepjes van twee, drie, vier of zes tellen.
De maatsoort wordt aangegeven door een maatteken, dat aan het begin van een muziekstuk staat:
Vier-kwarts maat. Er zitten vier tellen in de maat. De kwartnoot duurt één tel.
Drie-kwarts maat. Er zitten drie tellen in de maat. De kwartnoot duurt één tel.
Twee-kwarts maat. Er zitten twee tellen in de maat. De kwartnoot duurt één tel.
Het bovenste getal geeft aan hoeveel tellen er in een maat passen:
Het onderste getal geeft aan welke notenwaarde één tel duurt: (Omdat het onderste getal een vier is duurt de kwartnoot (1/4) één tel.)

Maten worden genoteerd met behulp van maatstrepen. Bijvoorbeeld: in een vier- kwarts maat bevinden zich tussen de maatstrepen steeds vier tellen.
Het eind van een muziekstuk wordt aangegeven door een dikke maatstreep.

Voorbeeld:

Om een ritme goed uit te voeren kun je de maat mee tellen. Soms is het handig om als steuntje de juiste telwijze onder de noten te schrijven:
Tips:
- Kijk altijd eerst welke notenwaarde één tel duurt!
- Noten die langer duren dan 1 tel, verbinden we met een -
- Rusten staan tussen haakjes
- Noten van een halve tel geven we aan met een -e (spreek uit: eene, tweeje, drieje)
Voorbeeld:
