6. Begrippen
- Adel - De rijkste en machtigste mensen in de Middeleuwen die het land besturen
- Boer - Mensen die vee houden en gewassen (graan, mais enz.) kweken
- Burger - Inwoner van een stad, bijvoorbeeld handelaren of ambachtslieden.
- Christendom - Godsdienst, geloof in God en Jezus Christus
- Geestelijke - Mensen van de kerk, zoals bisschoppen en priesters
- Gilde - Historische vereniging van vakgenoten
- Horige - Een boer die op een stuk land woont en werkt, maar niet de eigenaar is van het land
- Islam - Godsdienst, geloof in Allah
- Kasteel - Een gebouw met sterke muren en poorten waardoor de inwoners beschermd worden
- Klooster - Gebouw waar geestelijken zoals monniken wonen
- Kruistocht - Heilige tocht van christelijke mensen om Jeruzalem te veroveren op de moslims
- Leenheer - Een heer die een leen (grondgebied) in gebruik (leen) geeft aan een leenman
- Lijfeigene - Persoon van wie het lichaam het eigendom was van de heer
- Moslim - Iemand die in de islamitische godsdienst gelooft
- Standen - Verdeling van verschillende groepen in de maatschappij in de Middeleeuwen.
Er zijn drie standen: geestelijkheid, adel en boeren en burgers