5.3 Namen en formules van zouten

Metalen leveren altijd positieve ionen.
Een aanwijzing hiervoor is het feit, dat bij elektrolyse metalen worden gevormd aan de negatieve pool. Het gaande koper, koper-ion, dat blauw is, verandert in het vaste metaal koper, dat rood is. Voorbeelden zijn het koper-ion, het zink-ion, het kalium-ion en het aluminium-ion. De hoeveelheid lading van een metaal-ion is vaak 1+ en 2+ maar 3+ en 4+ komen ook voor. Een koper-ion wordt aangegeven met Cu2+, een kalium-ion met K+ en een aluminium-ion met Al3+. Je kunt de ladingen van de metaalionen vinden in de laatste kolom van tabel 40A van Binas.

    Geef de symbolen van de volgende ionen: magnesium, nikkel en boor.
Er zijn metaalionen die verschillende ladingen kunnen hebben.
2     Geef de mogelijke formules van ijzer-, koper- en lood-ionen.

Niet-metalen leveren meestal negatieve ionen
Hoewel er negatieve ionen zijn die maar één element bevatten, zijn er veel meer negatieve ionen waarin twee of meer elementen voorkomen.
Bevat een negatief ion slechts één element dan verandert de naam van dat ion. Er wordt dan het achtervoegsel -ide gebruikt. Zo is het symbool voor het chloride-ion is Cl- van het sulfide-ion S2-, het nitride-ion N3-, enz.

3     Geef formules voor de volgende ionen: fluoride, fosfide en oxide.
In het chloride komt alleen het element chloor voor, in het chloraat-ion de elementen chloor en zuurstof. De formule is ClO3-. Het chloraat-ion bevat dus 1 Cl deeltje en 3 O deeltjes, die samen een lading van 1- hebben.


Je kunt de formules van meeste samengestelde ionen vinden in tabel 66B van Binas.
    Geef de ionformules van sulfaat, nitraat, carbonaat en ammonium.


Elektrolyten waarin het positieve ion van een metaal afkomstig is noemt met zouten. Het gewone zout heeft de chemische naam natriumchloride - maar is bekender onder de namen zeezout, tafelzout en steenzout - bestaat uit een natrium-ion en een chloride-ion.
Ook zuren zijn elektrolyten. Bij zuren is het positieve ion altijd hetzelfde: het waterstof-ion, H+. In een oplossing van een zuur is dus altijd het waterstofion als positief ion aanwezig. De negatieve ionen bij zuren zijn dezelfde als bij zouten. het chloride-ion bij zoutzuur, het sulfaat-ion bij zwavelzuur, het nitraat-ion bij salpeterzuur en het fosfaation bij fosforzuur.
    Welke ionen bevat een fosforzuuroplossing?

Proeven met oplossingen van zouten en zuren (algemene naam elektrolyten) hebben opgeleverd dat in deze oplossingen stroom geleiden. De stroomgeleiding hebben we verklaard door aan te nemen dat in zulke oplossingen positieve en negatieve ionen voorkomen.

6     Zeewater bevat per liter wel 30 gram zout (natriumchloride). Hoe kan het zijn dat je niets merkt van al die geladen ionen?
In een vorige module hebben we geleerd hoe chemici aan hun formules kwamen. Voor een aantal koolstofverbindingen hebben we molecuulformules afgeleid. Ook voor zouten kunnen we uit massaverhoudingen van de elementen formules afleiden.

Voorbeelden
Om de formule van een zout samen te stellen, moet je van het plus en min ion de lading kennen.
•     Stel we willen de formule weten van aluminiumbromide. Het metaal-ion is Al3+ en het bromide-ion is Br- . Omdat het zout als geheel neutraal moet zijn, moeten we dus op één Al3+-ion drie Br--ionen hebben. We schrijven deze 3 als een index rechtsonder het Br--
ion. De formule wordt dus Al3+Br-3. Eigenlijk moet je nu de ladingen weglaten. Het wordt dus AlBr3. We noemen dit de verhoudingsformule van aluminiumbromide.
•    Stel we willen de formule van calciumfosfaat weten. De ionen zijn resp.: Ca2+ en PO43- (let op: de hele groep PO4 heeft een lading van 3-).
Om het nu neutraal te maken moeten we het Ca-ion met 3 en het fosfaat-ion met 2 vermenigvuldigen. Omdat het hier om de hele groep PO4 gaat, zetten we haakjes om deze groep heen. Het wordt dus Ca2+3(PO43-)2 = Ca3(PO4)2

 

Antwoorden opg. 1 t/m 6