1.4 Middeleeuwen

Karel de Grote (rond 800) voerde het drieslagstelsel in. Daarbij teelde men twee jaar wisselende gewassen, het derde jaar lag het land braak. Het gevolg was heel gunstig: De verhouding zaaizaad - opbrengst bedroeg vóór de 9e eeuw nog 1 op 2,5 en verbeterde daarna tot 1 op 14 (nu 1 op 40).

Later, vanaf 1600 (met name in Vlaanderen) kwam er het vierslagstelsel: drie jaar wisselende teelt, vierde jaar: klaver, wortelen, gras. Wat niet gegeten kon worden, werd aan het eind van het seizoen ondergeploegd.