Samen of niet?
Keukenzout lost goed op in water, glas gelukkig niet. Er zijn ook zouten waarvan wel iets, maar niet veel oplost. Die noemen we matig dan wel slecht oplosbaar. Je kunt de oplosbaarheid van zouten onderzoeken door na te gaan hoeveel gram ervan je in bijvoorbeeld 100 mL water kunt oplossen, maar dan ben je wel even bezig: telkens een schepje van 1 g erin en roeren?
Als je preciezer moet weten hoeveel van een bepaalde stof oplost, moet je toch een meer bewerkelijke methode gebruiken. Je kunt bijvoorbeeld telkens kleine hoeveelheden van het zout in een bepaalde hoeveelheid water doen en kijken of het nog oplost. Maar dat duurt lang, en als er op het laatst nog iets op de bodem blijft liggen weet je het nog niet precies.
Een snelle manier is (te) veel zout te nemen, goed roeren en de zaak te verwarmen (waardoor het oplossen sneller gaat) en dan af laten koelen. Er moet dan nog vast zout op de bodem van het bekerglas liggen. Je weet dan zeker dat in de verkregen oplossing de maximale hoeveelheid opgelost zout aanwezig is.
Gegevens over dergelijke proeven staan in tabel 45B.
Zeker om een eerste indruk te krijgen over mogelijke oplosbaarheid van een zout is het makkelijker en sneller om oplossingen te maken van zouten waarvan je al weet dat ze oplosbaar zijn, en dan verschillende combinaties bij elkaar te gieten. Vervolgens kijken of de aanwezige 4 ionsoorten een neerslag vormen of niet. We leerden, dat zouten in positieve en negatieve ionen splitsen als ze oplossen.
Natriumcarbonaat en calciumchloride zijn beide goed oplosbaar.
Als we deze twee oplossingen bij elkaar doen zien we een wit neerslag. De naam van dit neerslag is calciumcarbonaat.
De niet-deelnemende ionen worden tribune-ionen genoemd.