Verwerking

De informatie die je nodig hebt staat onder het kopje info-bronnen en materialen.

Opdracht 1: Onderzoek wat je organen doen.

Van je lichaamsdelen zijn je organen het belangrijkste. Waar zitten ze eigenlijk en wat doen ze? Om hier achter te komen ga je onderzoek doen. Hieronder staan negen organen. Jullie gaan onderzoek wat deze organen doen en waar ze zitten. Je schrijft in de tabel hieronder wat de organen doen en daarna teken je op het vel behangpapier de organen die je heb onderzocht op de juiste plek. 


Naam orgaan: Wat doet het?

Longen

 

 

Hart

 

 

Slokdarm

 

 

Maag

 

 

Darmen

 

 

Alvleesklier

 

 

Nieren

 

 

Lever

 

 

Hersenen

 

 

 

Opdracht 2: Test je zintuigen.

Jullie gaan samen proefjes doen. Er zijn vier verschillende proefjes. Je moet ze allemaal doen, maar je mag zelf beslissen waarmee je begint. Jullie hebben jullie zintuigen hard nodig. Dus houd je oren, ogen, neus en mond goed open! En vergeet je handen niet! De materialen die je nodig hebt heeft de meester klaar staan. 

Proefje 1 - Tellen met je ogen

Hoevaak gooit het witte team de bal naar elkaar over?

https://www.youtube.com/watch?v=Ahg6qcgoay4
 
Proefje 2 - Proeven zonder je neus.
Je hebt nodig:

 

Doe het zo:

Doe een blinddoek om en knijp je neus dicht. Proef uit elk bekertje een stukje fruit. In welk bekertje zit de appel?

Houd de blinddoek om maar laat je neus open. Proef nog een keer een stukje fruit uit elk bekertje. In welk bekertje zit de appel?

Had je het de eerste keer goed? Wat was het verschil met proeven?

 

Proefje 3 - Ruiken zonder je ogen?

Doe de blinddoek om en ruik aan ieder bekertje. Wat ruik je?

  Wat ruik je? Vind je het lekker ruiken?
Bekertje 1    
Bekertje 2    
Bekertje 3    
Bekertje 4    

 

Proefje 4 - Met vreemde ogen

Kijk naar de plaatjes bij info-bronnen en materialen. Vul de tabel daarna in.

  Vraag: Antwoord:                                              
Plaatje 1

Hoeveel mensen zie je?

 

 
Plaatje 2

Hoe ligt de balk op het kleine blauwe balletje?

 

 
Plaatje 3

Hoeveel gezichten zie je?

 

 
Plaatje 4

Welk poppetje is het grootst?

 

 
Plaatje 5

Hoeveel hele hondjes zie je?

 

 

 

 

Opdracht 3: Van mond tot kont

Voor deze opdracht ga je weer een aantal proefjes doen. De proefjes laten je zien wat er gebeurd met je eten van je mond tot je kont. De materialen kun je allemaal bij de meester krijgen. Schrijf in het schema op wat je ziet. Teken als laatste de mond, slokdarm, maag en darmen op het behangpapier.

 

Proefje 1: Hoe werkt je mond?

Dit heb je nodig: een bakje, vork, lepel, water en koekje of boterham.

Prak het koekje of de boterham in het bakje. Spuug er nog een beetje bij, zodat het zachter wordt. 

 

Proefje 2: Hoe werkt je slokdarm?

Dit heb je nodig: het prakje dat is overgebleven na proefje 1, lepeltje en een plastic zakje of een stukje fietsband.

Doe het prakje onderin het plastic zakje en knijp het er langzaam weer uit in het bakje. Het zit nu in je maag!

 

Proefje 3: Hoe werkt je maag?

Dit heb je nodig: het prakje dat is overgebleven na proefje 2, zuur (citroenzuur) en een vork of lepel.

Doe nu een klein beetje zuur bij het prakje (niet te veel!). Prak het er goed doorheen.

 

Proefje 4: Hoe werken je darmen?

Dit heb je nodig: Het prakje dat is overgebleven na proefje 3 en een zeef.

Doe het prakje nu door de zeef.

  Dit heb ik gedaan: Dit gebeurde er: In mijn lichaam gaat het zo:
1.Mond

 

 

 

   
2.Slokdarm

 

 

 

   
3.Maag

 

 

 

   
4.Darmen