BTW
Belasting op de Toegevoegde Waarde en wordt ook wel omzetbelasting genoemd.
Over alle goederen en diensten die een onderneming verkoopt moet BTW berekend worden. Deze belasting wordt door de bedrijven betaald aan de overheid. Bedrijven berekenen deze belasting door in hun verkoopprijs waardoor uiteindelijk de consument deze belasting betaald. De BTW maakt goederen en diensten voor de consument duurder. Het is daarom een zogenaamde prijsverhogende belasting.
De heffing van de BTW werkt als volgt. Iedere ondernemer moet BTW in rekening brengen over alle goederen en diensten die hij verkoopt. Als hij goederen verkoopt, ontvangt hij van de afnemer BTW. Dit moet hij afdragen aan de fiscus (belastingdienst). Wanneer een ondernemer zelf afnemer is, dus goederen inkoopt, dan moet hij BTW aan zijn leverancier betalen. Deze betaalde BTW krijgt hij terug van de fiscus. Het verschil tussen wat hij moet betalen aan de fiscus omdat hij goederen verkocht heeft en wat hij mag terugvorderen van de fiscus omdat hij goederen heeft ingekocht, moet hij afdragen aan de belastingdienst. De BTW wordt altijd berekend over de verkoopprijs excl. BTW.
BTW hoort niet tot kosten van een onderneming en heeft geen invloed op winst of verlies.
Toegevoegde waarde :
De waarde die de ondernemer toevoegt aan de ingekocht goederen. Als je een bank voor €2200 excl BTW inkoopt en verkoopt voor €4000 excl BTW, dan is de toegev. waarde €1800.
De voorraad is het belangrijkste wat je moet aanschaffen als je een onderneming gaat beginnen. Met behulp van een plattegrond kun je inplannen hoeveel je moet inkopen en waar je dat dus allemaal neer gaat zetten. Aan de hand van de plattegrond maak je een inkooplijst.
Er dient een investeringsbegroting te worden gemaakt om vast te stellen hoe groot de financieringsbehoefte is. De investeringen kunnen worden ingedeeld in drie posten:
- Vaste Activa
Alle goederen die langer dan één jaar worden vastgelegd. Wordt ook wel vast kapitaal genoemd. Met kapitaal worden de goederen bedoeld die je nodig hebt om te kunnen produceren. Deze producten zijn aan slijtage onderhevig. Het rekening houden met de waardevermindering van de vaste activa door slijtage noemen we afschrijven. Elk jaar moet er een gedeelte van de aanschaffingsprijs van de vaste activa worden ‘gereserveerd’ zodat na een aantal jaren met het ‘gereserveerde’ geld nieuwe vast activa kunnen kopen ter vervanging van de versleten vaste activa. Het bedrag van de waardevermindering noemen we de afschrijvingskosten. Bij het berekenen van de verkoopprijs van goederen moet je rekening houden met deze afschrijvingskosten.
- Vlottende Activa
Alle goederen die niet langer dan één jaar worden vastgelegd. Binnen één jaar komt al het geïnvesteerde geld weer vrij. Ook wel vlottend kapitaal. Een paar voorbeelden:
A. Voorraden
Deze kom je ook wel tegen onder de naam (handels)goederen. Deze heb je om op korte termijn te verkopen, het geld dat ligt opgesloten in de voorraden komt daarom in de regel binnen een jaar vrij.
B. Debiteuren
Debiteuren zijn de afnemers/klanten van wie een bedrijf nog geld tegoed heeft. De afnemers hebben wel iets gekocht, maar nog niet betaald. De onderneming treedt als leverancier op en verstrekt krediet aan zijn klanten, daarom val ‘debiteuren’ tot verstrekt leverancierskrediet.
C. Nog te ontvangen bedragen
Als een ondernemer nog geld moet krijgen van anderen dan klanten. Deze vorderingen noem je ‘nog te ontvangen bedragen’. Bv de huur die nog ontvangen moet worden.
D. Vooruitbetaalde bedragen
Als je een bestelwagen gaat huren en de huur voor een jaar vooruit betaald. Als je de huur na 1 maand opzegt krijg je de huur van 11 maanden terug. Na elke maand huur neemt de vordering op de verhuurder af totdat op het eind van het jaar vordering 0 is.
E. Te vorderen BTW
De BTW wordt meestal een keer per kwartaal verrekend met de fiscus. De BTW die de ondernemer mag terugvorderen behoort tot de vlottende activa en moet men ‘te vorderen BTW’, het gaat immers om een bezitting.
- Liquide Activa
Dat zijn de geldmiddelen die je nodig hebt om je dagelijkse betalingen te doen. Ook wel liquide middelen of liquide kapitaal genoemd. Dit bestaat ui het geld dat je in kas hebt en het geld dat op je giro- en bankrekening staat.
Vermogensbehoefte :
Vermogensbehoefte van een onderneming wordt bepaald door alle kapitaalgoederen die een onderneming nodig heeft of bezit
Eigen vermogen :
Eigen geld, de bedoeling van eigen vermogen is dat het voor altijd ter beschikking van de onderneming staat. Dit is dus geschikt voor de financiering van vaste activa.
Vreemd vermogen :
Geleend geld
Lang vreemd vermogen:
Leningen die een looptijd hebben van langer dan één jaar. Vaste activa kun je hiermee financieren.
Kort vreemd vermogen:
Leningen die een looptijd hebben van korter dan één jaar. Liquide activa kun je hiermee financieren.
Lang vreemd vermogen
A. De hypotheeklening of hypothecaire lening
Lening die je krijgt op onderpand van onroerend goed. Als je je niet houd aan de aflossings- en renteverplichtingen wordt het onroerend goed openbaar verkocht. Dit heet ook wel executeren.
B. De onderhandse lening
Bij deze lening bestaat er persoonlijk contact tussen de geldgever, degene die geld uitleent, en de geldnemer, degene die geld leent. Bij dit contact wordt er onderhandeld over de voorwaarden van de lening.
Vaak kom je bij leningen de toevoeging o/g tegen dat betekent opgenomen geld. Onderneming heeft dan geld geleend van geldgever en is er sprake van een schuld.
Soms kom je ook de toevoeging u/g tegen. U/g betekent uitgeleend geld, in zo’n geval heeft de onderneming geld uitgeleend aan iemand anders en is er sprake van een bezitting.
Kort vreemd vermogen
A. Het rekening-courantkrediet
Dat is een krediet waarbij de onderneming tot een bepaald maximum bedrag geld mag opnemen bij de bank. Alleen over de opgenomen bedragen wordt rente gerekend.
B. Het ontvangen leverancierskrediet
Dat is krediet dat je krijgt van leveranciers. Wanneer de leverancier goederen aan een onderneming levert en deze onderneming de goederen pas over een maand hoeft te betalen dan leent de leverancier in feite geld uit aan deze onderneming. De schuld die de onderneming aan de leverancier heeft, heet (ontvangen) leverancierskrediet. Ook wel crediteuren.
C. Het ontvangen afnemerskrediet
Dat is krediet dat je ontvangt van een afnemer. De klant betaalt vooruit en krijgt hij de goederen pas later geleverd. Soms wordt een deel vooruitbetaald, dit is aanbetaling.
D. Vooruit ontvangen bedragen
Als je een woning verhuurt en je krijgt de huurt voor een heel jaar vooruit betaald.
E. Nog te betalen bedragen
Bedragen die de ondernemer nog moet betalen. Hieronder valt o.a. energienota, huur
F. Te betalen BTW
De BTW wordt meestal een keer per kwartaal afgerekend met de fiscus. Dit noemt men ‘te betalen BTW’ of ‘te betalen omzetbelasting’. Omdat hij de BTW één keer in het kwartaal wordt afgerekend, ontstaat er een schuld aan de fiscus.
Een balans is een overzicht op een bepaald tijdstip, dat enerzijds laat zien hoe een bedrijf aan zijn vermogen is gekomen en anderzijds hoe het vermogen is aangewend in het bedrijf.
Aan de creditzijde (de rechterkant) van de balans staat het eigen en vreemd vermogen. Ook wel passivakant. Aan de debetzijde (de linkerkant) van de balans staan de bezittingen. Ook wel activakant. Omdat de balans altijd in evenwicht is geldt:
Bezittingen : eigen vermogen + vreemd vermogen
Vermogensaanwending :
De linkerkant (debetkant) van de balans
Vermogensverkrijging :
De rechterkant (creditkant) van de balans
Zijn de plannen die je hebt voor je bedrijf wel haalbaar? Dat is een belangrijke vraag, die je kunt toetsen door een of meerdere begrotingen te maken. Voor het opstarten en runnen van een eenmanszaak zijn een investerings- en exploitatiebegroting belangrijke middelen. Op die manier maak je de consequenties van belangrijke beslissingen inzichtelijk. Kun je die investeringen terugverdienen? Hoeveel uren moet je maken dit jaar om genoeg geld te verdienen? De investerings- en exploitatiebegroting geven een duidelijk antwoord.
De kogel is door de kerk. Het besluit van Pieter Welnink staat vast: hij gaat zijn baan als fotograaf bij een uitgeverij opzeggen en starten met zijn eigen eenmanszaak. Net zoals alle andere (startende) freelancers moet hij in dit bedrijf investeren. Hij moet nu eenmaal een aantal bedrijfsmiddelen aanschaffen, zoals een camera, een computer, dure software, folders, enzovoorts. De hele lijst vormt de investeringsbegroting. De middelen die hij privé in zijn bezit had en gaat gebruiken voor zijn zaak staan hier ook op.
Er zijn drie soorten investeringen te onderscheiden:
De optelsom van de bezittingen vormt de waarde van je bedrijf. Om die bezittingen te kunnen financieren heb je een vermogen nodig. In het financieringsplan leg je vast waar dat vermogen vandaan moet komen.
Het vermogen kan op drie manieren worden verkregen:
Investeringsbegroting |
Financieringsplan |
||
Vaste activa Verbouwingen Machines Inventaris (Kantoor)apparatuur Bestelauto
Subtotaal:
Vlottende activa Voorraad Voorfinanciering btw Waarborgsommen Kas, bank
Subtotaal: Aanloopkosten Reclame Opening
Subtotaal:
Totaal:
|
€ 2.000 € 2.700 € 7.500
€ 12.200
€ 2.560
€ 3.000
€ 5.560
€ 560
€ 560
€ 18.320 |
Eigen vermogen Spaargeld Persoonlijk krediet Verhoging hypotheek Schenking bekenden Inbreng spullen
Subtotaal:
Lang vreemd vermogen Banklening Lening sociale dienst Leasen
Subtotaal
Kort vreemd vermogen Rekening-courant Voorschotten Leverancierskrediet
Subtotaal:
|
€ 7.000
€ 1.000 € 2.000
€ 10.000
€ 4.220
€ 4.220
€ 1.000 € 2.500 € 600
€ 4.100
€ 18.320 |
In totaal komt Pieter Welnink op 18.320 euro aan investeringen. Voor een startende freelancer is dat heel wat. Hij doet dan ook een paar grote uitgaven. Zo koopt hij een tweedehands bestelauto van 7500 euro en moet hij ook dure fotoapparatuur en software ter waarde van 2700 euro aanschaffen. Voor deze middelen moet hij btwvoorfinancieren, maar uiteindelijk krijgt hij deze 2560 euro weer terug van de Belastingdienst. Voor zijn kantoor heeft hij verder niet zoveel meer nodig. Hij kan zijnkantoor aan huis goedkoop inrichten. Hij beschikt al over een snelle computer ter waarde van 2000 euro die hij vanuit zijn privévermogen in de zaak brengt. Daarnaast heeft hij nog 560 euro nodig om reclame te maken in het plaatselijke huis-aan-huisblad. Dit zijn overigens kosten, en geen investeringen die worden afgeschreven. Met andere woorden: er zijn dus investeringen die je wel en die je niet afschrijft.
Gelukkig heeft Pieter geen problemen om het benodigde vermogen bij elkaar te sprokkelen. Zo kan hij meteen 10000 euro eigen vermogen opbrengen, aangezien hij tijdens zijn werk bij de uitgever 7000 euro heeft gespaard, hij 1000 euro van zijn ouders krijgt en hij een deel van zijn eigen spullen ter waarde van 2000 euro inbrengt in zijn zaak. Toch komt hij dan nog 8000 euro tekort.
Zijn eerste opdrachtgever, een bedrijf waar hij in zijn vorige werk ook al mee te maken heeft gehad, is echter bereid hem een voorschot te geven voor een grote klus die hij voor hen gaat uitvoeren. En hij heeft nog meer mazzel, omdat een vriend van hem een computerzaak runt en bereid is de benodigde software voor te schieten kunnen zijn). De bank ten slotte leent hem 4220 euro en zorgt ervoor dat hij 2000 euro rood kan staan (hiervoor heeft hij een ondernemingsplan nodig). Dat is 1000 euro meer dan hij nodig denkt te hebben, maar zo heeft hij nog wat achter de hand voor onvoorziene uitgaven.