Als je een gesprek met iemand voert, is er sprake van een doelgerichte communicatie. Met communicatie bedoelen we de overdracht van informatie, waarbij twee of meer personen gedachten of mededelingen aan elkaar overbrengen. De een spreekt en de ander luistert. Bij communicatie geeft een zender met of zonder een bepaalde bedoeling via een medium een boodschap door aan een ontvanger.
figuur: communicatieschema
Zender
Iemand die de boodschap geeft. Diegene die aan het woord is of die schrijft. Een zender brengt zijn boodschap niet altijd goed onder woorden, anders zouden er niet zo veel misverstanden bestaan. Als zender zoek je naar de woorden die precies weergeven wat je bedoelt. Je zorgt ervoor dat jij je gedachten duidelijk en in goed Nederlands onder woorden brengt. De manier waarop je dingen zegt, maakt of je ontvanger graag luistert of niet.
Boodschap
Een mededeling of tekst. De mededeling die de zender uitspreekt of schrijft, heet de boodschap.
Ontvanger
Iemand die de boodschap ontvangt: een luisteraar of lezer. Als er meerdere ontvangers zijn, noemen we de ‘ontvangers’ het publiek. Een ontvanger luistert of leest niet op goed geluk. Hij is gespitst op een doel. Als je luistert, concentreer je je op de geluiden die je belangrijk vindt. Op een feestje vertelt iemand je een mop. Het geroezemoes om je heen hoor je dan niet meer.
Je concentreert je op de mop en probeert de geluiden uit de omgeving niet te horen. Hetzelfde doe je als je leest. Je leest alleen wat je nodig hebt om de vragen te beantwoorden. Als je bijvoorbeeld het woord ‘concentratie’ in je woordenboek wilt opzoeken, begin je pas echt te lezen als je dat woord hebt gevonden. Tijdens het zoeken ben je veel meer woorden tegengekomen, maar daar sta je niet bij stil. Terwijl je leest of luistert, pik je die informatie op die voor jou interessant is.
Terugkoppeling/feedback
Signalen/tekens die de ontvanger aan de zender geeft. Onder het luisteren kijk je de zender aan – of juist niet. Je kucht eens of je
fronst je wenkbrauwen. Als het goed is, zijn dit signalen voor de zender over zijn boodschap. Je laat bijvoorbeeld merken dat je de boodschap begrijpt of niet.
Voor de zender is terugkoppeling belangrijk. Als een spreker ziet dat zijn publiek hem niet begrijpt, kan hij daarop inspelen. Een schrijver krijgt geen directe terugkoppeling. Hij kan wel op grond van latere reacties bijvoorbeeld een nieuwe, duidelijkere tekst schrijven.
Communicatie hoeft niet altijd tot doel te hebben om een boodschap over te brengen. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een opmerking, een praatje of een gesprek. Het belangrijkste verschil zit hem in de doelgerichtheid.
Soms is er slechts sprake van eenrichtingsverkeer of worden er alleen maar opmerkingen en kreten uitgewisseld. Iets wat in jouw klas regelmatig plaatsvindt.
Bij een praatje is sprake van een vluchtig contact. Het is een vorm van communicatie zonder een bepaald doel en vindt vaak toevallig plaats. De inhoud van een praatje is niet belangrijk.