2.4 Verschillende soorten neerslag

Fimpje soorten regen.

Je snapt, als het goed is, door de vorige paragraaf hoe neerslag ontstaat. Er waren twee dingen belangrijk:

Je hebt verdamping nodig om ervoor te zorgen dat de lucht genoeg waterdamp bevat.

De lucht moet opstijgen en afkoelen om ervoor te zorgen dat de waterdamp condenseert.

Als je het bovenstaande weet, is het logisch dat het in Nederland zoveel regent. We hebben zoveel zee, dan moet er ook wel verdamping en waterdamp zijn. Bij ons klimaat regent het daarom het hele jaar door.

Maar als je naar de onderstaande kaart kijkt, dan zie je dat het op sommige plekken heel erg veel regent en op andere plekken juist heel weinig. Rond de evenaar zie je dat het heel erg veel regent, en bij de Sahara zie dat het juist heel erg droog is. En kijk eens bij de Himalaya. Daar regent het aan de zeekant heel erg veel, terwijl aan de andere kant de droogste woestijn ter wereld ligt. Als je weet op welke drie manieren neerslag ontstaat, kun je ook begrijpen waarom het in sommige gebieden veel regent en in andere gebieden juist heel weinig.

Bekijk het onderstaande filmpje over drie soorten regen:

http://www.schooltv.nl/video/verschillende-soorten-regen-stijgingsregen-stuwingsregen-en-frontale-regen/#q=soorten%20neerslag

In het filmpje worden drie soorten neerslag uitgelegd. Van deze soorten neerslag moet je snappen hoe ze ontstaan en waar en wanneer ze voorkomen. De drie soorten neerslag zijn:

1) Stijgingsneerslag

2) Stuwingsneerslag

3) Frontale neerslag

Bij elke drie de vormen is de oorzaak voor het opstijgen van de lucht anders. De gevolgen: dat de lucht afkoelt, waterdamp condenseert en er neerslag ontstaat zijn hetzelfde! Het is belangrijk deze oorzaken goed uit elkaar te kunnen houden en te herkennen!

1. Wat is bij stijgingsneerslag de oorzaak waarom lucht opstijgt?

2. Wat is bij stuwingsneerslag de oorzaak waarom lucht opstijgt?

3. Wat is bij frontale neerslag de oorzaak waarom de lucht opstijgt?

Bij de volgende vragen moet je gebruik maken van de atlas.

4. Gebruik GB 182. Hier zie je de kaart van Marokko. Op kaartje 182A zie je de hoeveelheid neerslag die valt in Marokko. Verklaar waarom in het gebied ten zuiden van Meknes juist veel regen valt.

5. Hoe noemen we deze soort neerslag?

6. Verklaar waarom het gebied waar de plaatsen Figuig, Bechar en Ar Rachidia liggen nauwelijks neerslag valt en gebruik hierbij het begrip regenschaduw.

7. Gebruik GB 152-153. Ga vervolgens naar kaart 156A. Wat voor soort neerslag valt er voornamelijk in Indonesie? Verklaar je antwoord.

8. Naast dit type regen komt er op het eiland Borneo (Indonesie) ook nog een ander soort neerslag voor. Welk soort neerslag is dit en welke aanwijzing geeft GB 152-153 hiervoor.

9. Gebruik GB 138-139. Geef een verklaring voor de geringe neerslag in Toshkent.

10. Maak nu je eigen begrippenlijst. Zet de definitie achter de volgende begrippen:

Regenschaduw =

Loefzijde =

Lijzijde =

11. Ligt Lima aan de loefzijde of de lijzijde van het gebergte?