Jullie gaan verschillende onderzoekers bestuderen. Maar om hun werk enigszins te plaatsen is het nodig dat je iets weet over de lijn die achteraf in de gebeurtenissen te zien is. Sommige zaken die wat erg kort beschreven zijn zullen tijdens jullie studie duidelijker worden.
In de tweede helft van de 19e eeuw brak een stormachtige ontwikkeling van de natuurkunde los. De ontdekkingen tuimelden over elkaar heen (zie je het voor je?).
Kijk maar naar ontwikkelingen die te maken hebben met ons onderwerp van nu (er gebeurde veel meer, dat van belang was voor bijvoorbeeld communicatie, reizen, begrip over licht, ruimte en tijd en zoiets “gewoons” als batterijen, gloeilampen, auto’s en koelkasten).
1855 Geissler slaagt erin een gasontladingsbuis te maken.
1858 Plücker monteert er twee elektroden in en laat vonken overspringen. Hij neemt een gloed waar.
1875 Crookes kan dit nog beter en zet een obstakel tussen de elektroden. Hij concludeert dat er
straling van de kathode uit moet gaan.
1876 Goldstein noemt deze straling kathodestralen.
1886 Goldstein gebruikt een kathode met gaten erin. Hij ziet nu een gloed aan de andere kant van
de buis en concludeert dat er straling door de kathode moet gaan: kanaalstralen.
1891 Stoney denkt dat kathodestralen bestaan uit deeltjes, die hij elektronen noemt.
1895 Röntgen ontdekt de naar hem genoemde straling. (Elektromagnetische straling met een
hogere energie dan UV-straling.) Hij was bezig met onderzoek naar kanaalstralen, maar zag
dat een karton met een zout erop, dat hij voor een andere proef had klaargemaakt, licht begon
uit te zenden. Dat verschijnsel heet fluorescentie, en was in andere vorm al veel langer bekend.
Belangrijk is daarbij, dat de stof die licht begon uit te zenden, BaPt(CN)6 , niet radioactief is.
1895 Lenard maakt een kathodestraalbuis waarbij de kathodestralen door een aluminiumfolie heen
de buis kunnen verlaten.
Hij denkt net als zijn voorgangers dat de straling uit golven bestaat, omdat ze
door het aluminium heen kunnen.
1895 Perrin laat de straling op een cilinder vallen. Die wordt negatief geladen.
“Dus zijn het deeltjes”, zegt hij.
1896 Becquerel …..
1897 Thomson …..
1906 Rutherford …..
1911 Millikan doet zijn beroemde proef met geladen oliedruppeltjes.
Hij bepaalt nauwkeurig de lading van het elektron.
Op de selectie van zijn waarnemingen is wel wat aan te merken.