Opdracht 1.2 Hoe geef je kleur aan je omgeving? Seizoenenboom

 

Doel

Je kunt de symbolische betekenis van kleur benoemen.

Je kunt kleur in verband brengen met de seizoenen.

Je leert een schilderij in meerdere lagen op te bouwen.

Je kunt samenwerken en overleggen bij het uitvoeren van werkzaamheden.

Oriëntatie

Overal ter wereld heb je te maken met seizoenen. Maar wat zijn seizoenen eigenlijk? En hoe word je daardoor beïnvloed? Welke kleuren passen er bij een seizoen?

Dit heeft natuurlijk alles te maken met de daglengte, de temperatuur, hoe de natuur zich ontwikkelt, en nog veel meer. Je gaat onderzoek doen naar de seizoenen. Daarbij bepaal je de kleuren van een seizoen. Samen maak je een vierluik van de verschillende seizoenen.

Elk kunstwerk begint met het maken van keuzes. Binnen de keuzes die je maakt, speelt ordening een belangrijke rol. Waar en hoe zet je de vormen en kleuren ten opzichte van elkaar? Dit noem je de compositie. Vorm en restvorm (= de tussenruimtes) zijn basisgegevens in de ordening.

Opdracht

Maak met een groepje van 4 leerlingen een vierluik van vier seizoenen. Het vierluik bestaat uit 4 delen, die met elkaar een geheel vormen.

Het geheel ontstaat door:

Het vierluik wordt gemaakt zonder overbodig materiaalgebruik (zo min mogelijk verspillen of knoeien).

De opdracht is pas af, als alle gebruikte gereedschappen en materiaalrestanten weer zijn schoongemaakt en opgeborgen.

Beantwoord onderstaande vragen:

Wie zijn de 4 deelnemers van het groepje?

1.

2.

3.

4.

 

 

1. Welke 4 seizoenen zijn er? Zet ze in de juiste volgorde onder elkaar.

1.

2.

3.

4.

2. Welke kleuren passen bij de seizoenen? Bespreek dit met je groepje en schrijf de kleuren op. Gebruik de volgorde van de seizoenen uit vraag 1.

1.

2.

3.

4.

3. Welke boomvorm (struiken of planten mag ook) gaan jullie gebruiken?

Teken 4 verschillende boom- of struikvormen en bepaal met elkaar welke je de beste vindt.

 

 

 

 

 

 

 

Welke vorm gaan jullie gebruiken? Kruis het vakje aan.

5. Maak een schetsje van het vierluik. Verdeel onderstaand vak in 4 delen.
  Teken hierin de boom en zet erbij welke kleur elke achtergrond krijgt.
Go / no go Als jullie plan is goedgekeurd, kun je met de uitvoering beginnen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitvoering

  1. Verzamel de spullen die je nodig hebt om het vierluik te maken.

  2. Geef in dunne lijnen met potlood aan, hoe je de achtergrond gaat inkleuren.

  3. Go / no go  Laat je werk controleren door je docent.

  4. Als je werk is goedgekeurd, kun je de achtergrond inkleuren.

  5. Wacht tot de ondergrond droog is, voordat je verder gaat met de invulling van het vierluik.

  6. Teken de boom- of struikvorm.

  7. Go / no go  Laat je werk controleren door je docent.

  8. Maak het vierluik af volgens het ontwerp dat jullie hebben gemaakt.

  9. Ruim alle spullen op, zet ze op de juiste plek. Maak alle gereedschappen en je tafel schoon en droog.

  10. Vul Terugkijken op je eigen werk in.

  11. Laat jullie werk beoordelen door je docent.

Terugkijken op je eigen werk:

1.         Is het vierluik geworden zoals jullie in het ontwerp hebben opgeschreven?
JA / NEE

2.         Wat hebben jullie anders gedaan dan wat je hebt opgeschreven?

------------------------------------------------------------------------------------------------------------

3.         Voldoet jullie werk aan de eisen zoals gesteld in de opdracht?

JA / NEE

4.         Wat hebben jullie goed gedaan en wat ging minder goed?

Goed:------------------------------------------------------------------------------------------

Minder goed: ------------------------------------------------------------------------------------------

5.         Hoe verliep de samenwerking met de andere leerlingen? Beoordeel jezelf en kruis aan wat van toepassing is:

Overleggen

Ik bemoei mij niet met het groeps­overleg en de taakverdeling.

Ik kan onder begeleiding van een docent overleggen. Ik bemoei mij met de taakverdeling als iemand mij daarop wijst.

Ik heb geen hulp meer nodig van de docent om actief deel te nemen aan het overleg.

Ik doe uit mijzelf actief mee met het overleg. Ik geef mijn mening tijdens het overleg en draag oplossingen aan.

Afspraken maken

Ik maak geen afspraken.

Ik maak afspraken maar kom ze niet na.

Ik maak afspraken en hou mij hieraan.

Ik maak afspraken en hou mij hieraan. Groepsleden die zich niet aan de afspraken houden spreek ik hierop aan.

 

6.         Wat was handig en wat niet?

Handig: ------------------------------------------------------------------------------------------

Niet handig: ------------------------------------------------------------------------------------------

afbeelding van http://www.pluckys-secondthought.comhttp://www.pluckys-secondthought.com