Je kunt verschillende soorten vormen herkennen en benoemen.
Oriëntatie
Overal om je heen zie je vormen. Vormen ontstaan door toedoen van de natuur of kunnen worden ontworpen door de mens. Dat gaat van huizen tot bloemwerk.
Geometrische vormen
Geometrische vormen zijn vormen die vanuit de wiskunde komen. Bijvoorbeeld een vierkant, rechthoek, cilinder of piramide. Je kunt ook zeggen dat het figuren zijn die met een liniaal of passer getekend worden.
Organische vormen
Organische vormen zijn vormen die gebaseerd zijn op menselijke, dierlijke en plantaardige vormen. Het zijn vormen zonder duidelijke rechte lijnen. Bijvoorbeeld de vorm van een blad of een ei.
Open en gesloten vormen
Een open vorm is een vorm met veel gaten en openingen. Bij een open vorm kun je de binnenkant (deels) zien. Bijvoorbeeld aan een wc-rol. Dit is een open geometrische vorm (een cilinder waar je doorheen kunt kijken).
Een gesloten vorm is een vorm zonder gaten of openingen. Bijvoorbeeld een blok steekschuim. Dat is een rechthoek zonder openingen of gaten.
Ruimtelijke en vlakke vormen
Er zijn nog twee categorieën waarin je vormen kunt indelen. Dat zijn ruimtelijke vormen (driedimensionaal) en vlakke vormen (tweedimensionaal).
Als een vorm driedimensionaal is, heeft het lengte, breedte en diepte. Een ruimtelijke vorm neemt ruimte in, je kunt het van verschillende kanten bekijken.
Een vlakke vorm heeft een lengte en breedte en is tweedimensionaal. Een vlak kun je van één kant bekijken.
Opdracht vormen
Maak twee collages.
Collage 1, deze collage bevat afbeeldingen van geometrische vormen.
1. Maak acht foto’s van onderstaande vormen:
Driehoek 2-dimensionaal, driehoek 3-dimensionaal, rechthoek, kubus, bal, blok, cirkel,
vierkant.
Zoek vier open en vier gesloten vormen.
2. Maak van de foto’s een digitale collage.
3. Zet bij elke foto welke vorm je hebt gevonden.
4. Lever de collage digitaal in.
Collage 2, deze collage bevat afbeeldingen van organische vormen.
1. Maak acht foto’s van onderstaande vormen:
2 foto’s van open vormen,
2 foto’s van gesloten vormen,
2 foto’s van ruimtelijke vormen,
2 foto’s van vlakke vormen.
2. Maak van de foto’s een digitale collage.
3. Zet bij elke foto welke vorm je hebt gevonden.
4. Lever de collage digitaal in.
Bespreek het resultaat van je werk met je docent.