3. Sparen

Geld, het speelt best een belangrijke rol in ons leven....!

Geld kent drie functies:

  1. Ruilmiddel
  2. Rekeneenheid
  3. Oppotmiddel

 

Spaarmotieven

We kennen drie spaarmotieven:

  1. Zekerheidsmotief: een buffer aanleggen voor onzekere tijden.
  2. Doelmotief: sparen voor bijvoorbeeld duurzame consumptiegoederen of een luxe vakantie.
  3. Vermogensmotief: financiële middelen opzij zetten voor een latere levensfase.

 

Aantrekken en uitzetten van geld

Een bank vormt de schakel tussen enerzijds partijen die geld over hebben, en anderzijds partijen die geld nodig hebben.

Het aantrekken van geld uit de markt gebeurt door spaargeld en deposito's. Dit aantrekken van geld wordt het passief bedrijf van de bank genoemd.

Bij het uitzetten van geld door de bank gaat het bijvoorbeeld om hypothekaire- en persoonlijke leningen. Dit wordt het actief bedrijf van de bank genoemd.

Het verschil in rentepercentage tussen door de bank betaalde en ontvangen rente, wordt de rentemarge genoemd. De bank heeft recht op deze rentemarge omdat zij met haar dienstverlening maatwerk levert op het gebied van:

 

Risico's van de bank

Het aantrekken en uitzetten van geld is voor de bank niet zonder risico. Zij loopt hiermee de volgende risico's:

 

 

Sparen of beleggen

De consument staat soms voor de keuze: ga ik sparen of beleggen?

Sparen levert een vaste rente op en weinig risico's. Beleggen kent meer risico's, maar levert op lange termijn meestal een hoger rendement op. De keuze die iemand maakt voor sparen, beleggen of rechtstreeks investeren is afhankelijk van:

  1. Liquiditeit: Wil iemand te allen tijde over het geld kunnen beschikken (normale spaarrekening), of neemt hij genoegen met een bepaalde "beperking" in ruil voor een hogere rente (deposito). Beleggingen en vooral rechtstreekse investeringen zijn meestal nog minder liquide.
  2. Rendement: De klant heeft een bepaalde rendementseis. Hij baseert hier voor een deel zijn keuze op.
  3. Risico: Hoe hoger het mogelijke rendement, hoe groter de risico's...... Beleggen moet bij je passen.

 

Soorten spaarvormen

Er zijn twee soorten spaarvormen:

  1. Direct opneembaar spaargeld: gewone spaarrekenig, jeugdspaarrekening, spaarrekening met minimum inleg
  2. Niet direct opneembaar spaargeld: o.a. klimspaarrekening, werknemerssparen, deposito's, bankspaarproducten (weten we ze nog?: voor de uitvaart, oude dag, stamrechtsparen, aflossing eigen woning schuld)

 

Depositogarantiestelsel

Wanneer een bank failliet gaat, staan alle andere banken daarvoor garant. Dit systeem wordt het depositogarantiestelsel genoemd. Het wordt uitgevoerd door DNB.

Per 1/7/2015 wordt het DGS vooraf gefinancierd. Alle banken leveren (naar rato) een periodieke bijdrage aan het depositogaantiefonds. Dit fonds gaat uitkeren in geval van een faillissement.

Het DGS is er voor particulieren en kleine bedrijven en garandeert de eerste € 100.000,- aan spaargeld, inclusief opgebouwde rente.

Het systeem geldt per persoon (en niet per rekening!) en geldt ongeacht verblijfplaats, nationaliteit of leeftijd.

=> Lees de voorbeelden op pagina 262 van Welten!

Vraag: in welke twee gevallen is in het recente verleden een beroep gedaan op het DGS?

 

Berekeningen spaargeld

Wanneer een klant overweegt een bepaald kapitaal een aantal jaren vast te zetten tegen een vaste rente, is het voor jou als financieel adviseur belangrijk dat je snel een berekening kunt maken van de eindsom! Hiervoor gebruik je de volgende formule: eindsom = inleg x (1,0i)n  (i = rentepercentage / n = looptijd in jaren)

Voorbeeld
Sophie (25 jaar) heeft op dit moment € 2.500,- spaargeld. Ze wil dit spaargeld gebruiken om over vier jaar een wereldreis te maken. Ze heeft het geld nu niet nodig en besluit het geld voor vier jaar vast te zetten. Ze krijgt op deze spaarrekening 2,5% rente. Wat is het saldo van Sophie na vier jaar?
Je kunt deze berekening op twee verschillende manieren aanpakken:


Eerste berekening eindsom
Bij de eerste uitwerking, wordt voor ieder jaar apart uitgerekend wat de eindsom (het saldo) is. Vervolgens wordt deze uitkomst gebruikt om verder te rekenen.
Jaar 1 = € 2.500,- x 1,025 = € 2.562,50.
Jaar 2 = € 2.562,50 x 1,025 = € 2.626,56.
Jaar 3 = € 2.626,56 x 1,025 = € 2.692,22.
Jaar 4 = € 2.692,22 x 1,025 = € 2.759,53.


Tweede berekening eindsom
Een andere manier die kan worden gebruikt voor de berekening van de eindsom is als volgt:
Inleg x (1,0i)n = eindsom. € 2.500,- x (1,025)4 = € 2.759,53.

 

Inkeerregeling zwartspaarders

Om de belasting op vermogen te omzeilen stallen veel vermogende Nederlanders geld op rekeningen van banken in landen met een bankgeheim. Het aantal landen met een bankgeheim neemt echter af en de "spaarders" krijgen het steeds benauwder....

De Nederlandse overheid heeft een regeling getroffen, de zogenaamde "inkeerregeling", welke inhoudt dat deze vermogenden hun spaargeld kunnen aanmelden bij de belastingdienst.

Zie voor de huidige regeling en geldende boetes de site van de belastingdienst: http://www.inkeerregeling-belastingdienst.nl/veelgestelde-vragen-over-de-inkeerregeling-belastingdienst