Leerdoelen en diagnostische toets
Aan het einde van dit thema moet de volgende dingen weten of kunnen:
- Ik ken de drie belangrijkste temperatuur eenheden en kan deze aan de hand van een gegeven formule in elkaar omrekenen.
- Ik weet dat temperatuur een maat is voor de beweging van de moleculen.
- Ik weet wat er gebeurt met de moleculen op het absolute nulpunt.
- Ik weet waar het absolute nulpunt ligt, zowel in °C als in K.
- Ik weet dat een grootheid een symbool heeft, een waarde en een eenheid en kan deze op de juiste manier noteren.
- Ik ken in elk geval de eenheid, het symbool van de eenheid en het symbool van de grootheden:
- Temperatuur
- Massa
- Tijd
- Lengte (of afstand)
- Energie
- Ik ken de definitie van de grootheid energie en weet wat een Joule is.
- Ik weet wat de vijf energiesooren zijn, ik kan ze herkennen en ook in eigen woorden beschrijven.
- Ik ken en herken onderstaande energieomzettingen en kan beschrijven hoe het werkt. Ook kan ik er voorbeelden bij geven:
- Straling → warmte
- Elektrisch → warmte
- Kinetisch → wamte
- Chemisch → warmte
- Elektrisch → straling
- Chemisch → straling
- Straling → elektrisch
- Kinetisch → elektrisch
- Warmte → kinetisch
- Elektrisch → kinetisch
- Ik ken de drie soorten fossiele brandstoffen bij naam en weet hoe ze zijn ontstaan.
- Ik weet waar de fossiele brandstoffen voor gebruik worden.
- Ik ken de werking van een elektriciteitcentrale en kan beschrijven welke energieomzettingen er plaatsvinden.
- Ik ken de drie soorten van warmtetransport en kan voorbeelden van deze drie noemen
- Ik kan rekenen met en aan de formule Q = c · m· ΔT.