Omtrek: voor de omtrek meet je alle zijden van een figuur of voorwerp en die tel je bij elkaar op.
Zoals je hieronder ziet:
van a naar b is 2
van b naar c is 3
van c naar d is 2
van d naar a is 3
Samen 2 + 3 + 2 + 3 = 10 cm
De omtrek van een rechthoek is dus 2 keer de lengte + 2 keer de breedte.
Een vierkant is een bijzonder soort rechthoek. Alle vier zijden zijn even lang.
Je kunt de omtrek snel uitrekenen
4 x de zijde = 4 x 2 = 8
Een driehoek heeft 3 zijden. De omtrek is zijde a + zijde b + zijde c.
4 + 3 + 5 = 12
Oppervlakte: om de oppervlakte te berekenen doe je lengte x breedte (l x b)
De oppervlakte wordt aangegeven met een kleine 2 zoals m2 of cm2. (vierkante meter en vierkante centimeter)
Van een vlak dat verdeeld is in vakjes of tegels kun je snel de oppervlakte berekenen door het aantal vakjes of tegels te tellen.
De oppervlakte is 6:
in de lengte 3 tegels en in de breedte 2 tegels.
Hieronder zie je het deel uit het metriek stelsel dat over de oppervlakte gaat:
van m2 naar cm2 is 2 stappen naar rechts dus 2 x 2 = 4 nullen erbij.
4 m2 = 40.000 cm2
Van m2 naar km2 is 3 stappen naar links dus de komma 3 x 2 = 6 plaatsen naar links.
4 m2 = 0,000004 km2