Zoals je eerder al kon lezen bestaat het oude Griekenland uit poleis: kleine stadstaten die een eigen bestuur hadden. Het bestuur van een polis lag in handen van rijke families. Zo'n bestuur heet een aristocratie. Griekenland was dan ook geen eenheidsstaat. Er was namelijk niet één centrale regering.
Er waren ook poleis die een andere vorm van bestuur hadden. Zij hadden volksvergaderingen. Een volksvergadering betekende dat de mannen mochten vergaderen en stemmen over problemen. Deze vorm van politiek legde een basis voor onze huidige democratie.
Athene zorgde voor de eerste stap richting de democratie. Dit kwam doordat er nieuwe klasse in opkomst was. Naast de gewone rijken die al macht hadden via de aristocratische denkwijze, was er nu en klasse van rijke handelaren ontstaan. Zij wilden ook inspraak hebben, net als de adel. Maar ook de boeren en gewone burgers wilden meer te zeggen hebben. Daarom werd in 509 voor Christus de regel ingevoerd dat alle vrije mannen van 18 jaar en ouder mochten meebeslissen in de politiek. Vrouwen, kinderen, slaven en mensen die geen echte Atheners waren mochten niet stemmen.