Na het experiment van opdracht 2 kunnen we concluderen dat een brandende kaars zuurstof nodig heeft. Bovendien hebben we gezien dat er energie vrij komt in de vorm van licht en warmte. Wanneer we de kaars een tijdlang zouden laten branden, zal uiteindelijk al het kaarsvet verdwijnen. We noemen het kaarsvet daarom de brandstof.
1. Kun je nog andere 'brandstoffen' bedenken?
We hebben ook gezien dat er bij verbranding water vrijkomt. Daarnaast komt er bij verbranding ook koolstofdioxide vrij. De stoffen die bij verbranding vrijkomen noemen we 'verbrandingsproducten'. In de volgende twee experimenten gaan we bewijzen dat koolstofdioxide een verbrandingsproduct is van een brandende kaars.
2. Voer onderstaand practicum uit (Koolstofdioxide aantonen) en neem na het experiment de tabel met de goede antwoorden over in je schrift.
Practicum - Koolstofdioxide aantonen
3. Demonstratiepracticum "Koolstofdioxide bij een brandende kaars"
De docent gaat nu laten zien dat een brandende kaars koolstofdioxide produceert. Er wordt gebruik gemaakt van dezelfde opstelling als bij opdracht 2. Over de kaars heen staat een erlenmeyer waarin de lucht wordt opgevangen die bij de verbranding vrijkomt.
In een maatbeker staat een klein laagje kalkwater klaar. Zodra de kaars dooft, wordt de erlenmeyer omgedraaid en wordt het laagje kalkwater in de erlenmeyer gegoten. De docent zal de erlenmeyer een beetje schudden om de lucht goed met het kalkwater te laten mengen.
a. Wat gebeurt er nu met het kalkwater?
b. Wat is heeft er dus in de erlenmeyer gezeten en waar kwam dit vandaan?