Bij zinsontleding hak je een zin in stukjes en benoem je de zin per stukje. Bij zinsdeelbenoeming begin je altijd met het benoemen van de persoonsvorm. De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
De persoonsvorm is op drie manieren te vinden.
Manier 1: Wanneer je de zin in een andere tijd zet, verandert de pv mee.
Voorbeeld:
loop wordt liep dus is loop de pv
Manier 2: Wanneer je de zin verandert van aantal, verandert de pv mee.
Voorbeeld:
loop wordt lopen dus is loop de pv
Manier 3: Wanneer je de zin vragend maakt, is de pv het eerste werkwoord.
Voorbeeld:
loop is het eerste werkwoord, dus loop is de pv