In deze wikiwijsles heb je geoefend met de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden. Hier volgt een samenvatting van wat je tot nu toe over werkwoorden hebt geleerd.
werkwoorden in de tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd kom je de werkwoorden in drie vormen tegen:
sterke werkwoorden in de verleden tijd
Een aantal woorden in de Nederlandse taal verandert in de verleden tijd van klank, dit noem je klankveranderende of 'sterke' werkwoorden ('sterk' omdat ze in de verleden tijd hun eigen gang gaan). Veel woorden kun je moeiteloos spellen, omdat ze vaak gebruikt worden. Over zoeken – zocht hoeft bijna niemand lang na te denken. Bij woorden die je niet zo vaak gebruikt [hijsen – hees bijvoorbeeld] zul je het soms gewoon moeten onthouden dat je ze zo spelt.
* de sterke vorm van werkwoorden in de verleden tijd is trouwens 'oud' en niet meer productief. Dat laatste wil zeggen dat als er nieuwe werkwoorden in onze taal bijkomen [zoals skippen of chillen] je deze vormen in de verleden tijd vormt door er -te [skipte] of -de achter te zetten [chillde].
Sterke werkwoorden die we minder vaak gebruiken, gaan ook langzaam maar zeker de 'zwakke' kant op: naast [waaien – woei] is tegenwoordig [waaien - waaide] ook goed Nederlands. Maar aan [zoeken – zocht] of [lopen – liep] zitten we waarschijnlijk nog wel even vast. Daarvoor gebruiken we die werkwoorden te vaak. Zoekte of loopte klinkt ook wel erg apart, vind je niet?
zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Naast de sterke klankveranderende werkwoorden komen er in onze taal ook zwakke (of klankvaste) werkwoorden voor. Je vormt de verleden tijd van deze werkwoorden door achter de ik-vorm -te of -de te zetten. Die werkwoorden spel je meestal zoals je ze hoort. Je moet alleen opletten bij werkwoorden die in de ik-vorm op een -d of een -t eindigen.