Zouten zijn verbindingen tussen een positief en een negatief geladen deeltje. De verbinding is sterker dan een moleculaire verbinding. Dat komt omdat het ene deeltje een elektron heeft afgestaan en daardoor positief geladen is. Het andere deeltje heeft 1 of meerdere elektronen opgenomen en is negatief geladen. Dit zorgt voor een hele sterke aantrekkingskracht waardoor zouten een ook veel hoger kookpunt hebben dan moleculaire stoffen. Een deeltje dat elektronen heeft afgestaan heet een ion. Een zout bestaat dus uit positieve en negatieve ionen. De totale lading is nul.
Een deeltje dat een elektron (negatief) afstaat is positief geladen. Dit zijn bijna altijd metaaldeeltjes. Als natrium 1 elektron afstaat noteer je het natrium ion als volgt: Na+.
Sommige metalen kunnen meerdere elektronen afstaan. een voorbeeld daarna is calcium. Dit metaal kan 2 elektronen afstaan. Het calciumion noteer je dan als Ca2+.
Deeltjes die elektronen opnemen krijgen juist een negatieve lading. Bijvoorbeeld chloor. Als chloor 1 elektron opneemt noteer je het chloride-ion als Cl-. Een negatief deeltje dat 2 elektronen kan opnemen is bijvoorbeeld zwavel. Het sulfide ion noteer je als S2-. Alle negatieve enkelvoudige ionen eindige op -ide. (bromide, chloride, sulfide, oxide, etc
Naast enkelvoudige ionen heb je ook ionen die uit meerdere deeltjes bestaan. Dat zijn de samengestelde ionen. Het is heel belangrijk dat je deze kent.
Er is 1 positief samengesteld ion: NH4+
Daarnaast zijn er ook nog een aantal negatieve ionen. De volgende moet je kennen:
carbonaat: CO32-
sulfaat: SO42-
fosfaat:PO43-
nitraat: NO3-
hydroxide:OH-
(een 1- wordt nooit zo opgeschreven omdat scheikundige lui zijn en net als bij een reactievergelijking de 1 weg laten).