Verschillende taakrollen uitgewerkt
Op scholen vindt samenwerkend leren regelmatig plaats door leerlingen samen te laten werken in tweetallen of groepjes. De mate waarin dergelijk groepswerk effectief is, hangt af van de manier waarop het groepswerk wordt georganiseerd. Om samenwerkend leren in tweetallen en groepjes effectief te laten zijn, moet aan vijf voorwaarden zijn voldaan.
1. Positieve wederzijdse afhankelijkheid: De leerlingen zijn van elkaar afhankelijk om de leerdoelen te behalen. Zonder samen te werken kunnen zij de leerdoelen niet behalen. Men spreekt van positieve wederzijdse afhankelijkheid, omdat men samen tot een beter resultaat komt dan wanneer ieder voor zich had gewerkt.
2. Individuele verantwoordelijkheid: De leerling is verantwoordelijk voor zijn eigen bijdrage aan de opdracht. Een leerling kan persoonlijk worden afgerekend op zijn bijdrage. Hierdoor wordt voorkomen dat leerlingen meeliften.
3. Directe simultane interactie: Tijdens het groepswerk is er veel interactie tussen de leerlingen. De leerlingen wisselen met elkaar ideeën en informatie uit. Er is sprake van simultane interactie, omdat in meerdere groepjes tegelijkertijd interactie plaatsvindt. Hierdoor zijn veel meer leerlingen aan het woord dan het geval zou zijn bij een klassikale les.
4. Samenwerkingsvaardigheden: De docent besteedt expliciet aandacht aan het ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden. Er kan op twee manieren aandacht besteed worden aan samenwerkingsvaardigheden. Ten eerste kan bij elke samenwerkingsopdracht naast een inhoudelijk doel ook een sociaal doel worden gesteld. De leerlingen oefenen dan specifiek met deze samenwerkingsvaardigheid in de functionele context van de samenwerkingsopdracht. Ten tweede kan de leerkracht een samenwerkingsvaardigheid expliciet aanleren door bijvoorbeeld rollenspellen.
5. Evaluatie van het groepsproces: Nadat de leerlingen met elkaar hebben samengewerkt, wordt het samenwerken geëvalueerd. Bij de evaluatie wordt zowel aandacht besteedt aan het inhoudelijke als het sociale doel.
Positieve wederzijdse afhankelijkheid kan op verschillende manieren gerealiseerd worden :
1. Doel-afhankelijkheid
De docent stelt een gemeenschappelijk doel waarvoor de leerlingen elkaar nodig hebben om dat te bereiken. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden door de groep een gezamenlijke product te laten maken, zoals een werkstuk. Of door als criterium te stellen dat alle leerlingen 8 van de 10 opgaven goed moeten hebben. De leerlingen zijn er dan ook verantwoordelijk voor dat de andere groepsleden dit doel halen.
2. Beloning-afhankelijkheid
De groep als geheel wordt beloond wanneer het gemeenschappelijke doel is bereikt. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat de leerlingen samen iets hebben bereikt waar ze alleen niet toe in staat waren.
3. Rol-afhankelijkheid
Iedereen in de groep vervult een eigen rol die van belang is om de opdracht tot een goed einde te brengen. Over de verschillende type rollen vindt je informatie in ander tabblad.
4. Materiaal-afhankelijkheid
Ieder lid van de groep heeft een gedeelte van het materiaal of een gedeelte van de informatie tot zijn beschikking. De leerling zijn hierdoor gedwongen om samen te werken.
5. Volgorde-afhankelijkheid
De taak moet in een bepaalde volgorde worden gemaakt. Ieder groepslid is verantwoordelijk voor een ander deel van de taak. De leerlingen moeten zorgen dat uiteindelijk alle groepsleden op de hoogte zijn van alle verkregen informatie.
6. Identiteit-afhankelijkheid
De groep vormt een eenheid doordat de groepen bijvoorbeeld een eigen groepsmotto of logo hebben.
Toekennen van verschillende rollen
Bij het samenwerken kunnen de leerlingen verschillende rollen krijgen. Wanneer leerlingen verschillende rollen hebben, bevordert dit twee van de voorwaarden voor effectief samenwerkend leren: positieve wederzijdse afhankelijkheid en individuele verantwoordelijkheid. De leerlingen zijn immers verantwoordelijk voor hun eigen rol, maar zijn voor een goed resultaat ook afhankelijk van de rollen die de groepsleden vervullen.
Er zijn drie verschillende typen rollen:
1. Rollen die de randvoorwaarden voor de samenwerking creëren (stiltekapitein, tafelbaas, beurtenverdeler)
2. Rollen die het functioneren van de groep ondersteunen (schrijver, aanmoediger, tijdbewaker)
3. Rollen die de integratie van het geleerde ondersteunen (samenvatter, corrector en controleur)
Het is niet nodig dat alle rollen aanwezig zijn. In een groep met vier leerlingen kan worden volstaan met vier rollen. De docent kiest de rollen die hij of zij op dat moment het meest nodig vindt. Het is belangrijk dat de rollen voor de leerling duidelijk worden omschreven.