|
Drama Werkvorm |
Inspringspel |
|
Deze werkvorm is een variatie op improviseren en is bestemd voor spelers die meer durven of al ervaring hebben met drama. |
|
|
Activiteit |
In de wachtkamer |
|
Doelgroep |
Schoolkind |
|
Doel |
|
|
Benodigdheden |
Stoelen |
|
Plaats |
Speelvlak |
|
Voorbereiding |
Kaartjes maken |
|
Uitvoering |
Iedereen pakt een kaartje, je hebt gele en rode kaartjes. Op elk kaartje staat het gevolg van de ander. Geel begint, wanneer iemand met een rood kaartje denkt dat hij bij het gele kaartje hoort springt hij in, in de scene en spelen de samen naar een eind toe. Bijvoorbeeld: geel zit in de wachtkamer te wachten op de dokter. Rood is de dokter die de patiënt gaat helpen
|
|
Bijlage |
Maak zo veel kaartjes als nodig zijn voor jouw inspringspel. Ga uit van jouw klas voor het aantal spelers. Noteer de kaartjes op één of meer pagina’s, zodat ze geprint en geknipt kunnen worden. |
|
geel |
Je vraagt iemand ten huwelijk |
|
geel |
Je bent een huilende baby die verschoont moet worden |
|
geel |
Je bent aan het hardlopen maar struikelt |
|
geel |
De bel gaat, jij doet open |
|
geel |
Jij bent de hond |
|
geel |
Jij bent opzoek naar een nieuwe jas in de winkel |
|
geel |
Jij bent uiteten met je vriend/ vriendin en begint opeens heel hard te huilen |
|
geel |
Je rijd in de auto en opeens stopt de auto ermee. Je belt de wegenwacht |
|
rood |
Je word ten huwelijk gevraagd, maar zegt nee en loopt weg |
|
rood |
Je bent degene die de huilende baby verschoont |
|
rood |
Je helpt degene die gevallen is tijdens het hardlopen |
|
rood |
Jij bent een huis aan huis verkoper die koekjes verkoopt |
|
rood |
Jij bent degene die de hond uitlaat |
|
rood |
Je bent de verkoper die degene die een jas zoekt advies geeft |
|
rood |
Jij bent de vriend/ vriendin van degene die heel hard begint te huilen en troost diegene |
|
rood |
Jij bent de wegenwacht, je word door iemand gebeld met een kapotte auto. Jij komt diegene helpen |
|
Drama Werkvorm |
Tableau Vivant / Fotospel |
|
Deze werkvorm is met name geschikt voor beginnende spelers. Het maakt hen bewust van het gebruik van houding en mimiek en het uitvergroten daarvan. Voor bepaalde groepen is het stilstaan een extra uitdaging. |
|
|
Activiteit |
Groepsfoto |
|
Doelgroep |
Vanaf 4 jaar |
|
Doel |
|
|
Benodigdheden |
Niets |
|
Plaats |
Op veel plekken mogelijk |
|
Voorbereiding |
Uitleg: Deel de groep in tweeën. Elke groep bereid twee tableaus voor. In de eerste zien we een bepaalde groep mensen, b.v. een groep voetbalsupporters. Op de tweede foto zien we wat er intussen is gebeurd, b.v. er is gescoord. Geef korte overlegtijd. Ze mogen zelf bedenken welke groep mensen ze worden. |
|
Uitvoering |
De eerste groep komt op het speelvlak. De andere is publiek maar kijkt niet. In de eerste tien tellen stellen de spelers zich op in foto 1 (tel hardop van 10 naar 1, de nul is de klik voor de foto). Publiek kijkt, maar reageert nog niet. Dan tien tellen voor opstellen foto 2 terwijl het publiek niet kijkt. Nu mogen de kijkers hun vinger opsteken als ze foto 1 en 2 begrijpen. Bespreek na op wat er te zien was en wat je daardoor weet. |
|
Variatie |
|
|
Drama Werkvorm |
Afspraakspel |
|
Dit is de meest bekende manier van |
|
|
Activiteit |
Verweggiestan |
|
Doelgroep |
Vanaf 7 jaar |
|
Doel |
|
|
Benodigdheden |
(zo mogelijk) decor, attributen, verkleedkleren |
|
Plaats |
Op veel plekken mogelijk |
|
Voorbereiding |
Maak groepjes. Geef de volgende gegevens: het speelt zich af in een ver vreemd land. Er zijn inwoners van dit Verweggiestan en een paar Nederlandse toeristen die de taal niet spreken. De toeristen hebben geen geld meer en komen in de problemen. Laat elk groepje de 5W’s invullen en hun toneelstukje oefenen. |
|
Uitvoering |
Elk groepje speelt hun toneelstukje. Het publiek benoemt de 5 W’s. |
|
Variatie |
|
|
Drama Werkvorm |
Afspraakspel |
|
Dit is de meest bekende manier van |
|
|
Activiteit |
In de oorlog |
|
Doelgroep |
Schoolkind |
|
Doel |
|
|
Benodigdheden |
(zo mogelijk) decor, attributen, verkleedkleren |
|
Plaats |
Grote ruimte |
|
Voorbereiding |
Maak groepjes. Geef de volgende gegevens: het speelt zich af tijdens de oorlog. Er is een leger die geen Nederlands praat en er zijn toeristen. De toeristen hebben geen geld meer en komen in de problemen. Laat elk groepje de 5W’s invullen en hun toneelstukje oefenen. |
|
Uitvoering |
Elk groepje speelt hun toneelstukje. Het publiek benoemt de 5 W’s. |
|
Variatie |
|
|
Drama Werkvorm |
Improvisatiespel |
|
Deze werkvorm is voor spelers die meer durven of al ervaring hebben met drama. Een belangrijke spelregel om een toneelspel in improvisatie te laten slagen is dat de spelers elkaars ideeën accepteren. Het is belangrijk om elkaars ideeën niet te blokkeren en steeds ook zelf spelideeën te leveren om het verhaal in het toneelstukje verder te helpen. Daarbij is het belangrijk dat de spelers snel de 5 W’s concreet maken, waarbij geldt ‘wie het eerst concretiseert bepaalt’. Bijvoorbeeld: “Hallo pappa” kun je logischerwijs niet beantwoorden met “Ik ben je pappa niet”. |
|
|
Activiteit |
Aanbelspel |
|
Doelgroep |
Vanaf 7 jaar |
|
Doel |
|
|
Benodigdheden |
(zo nodig) decor, attributen, verkleedkleren |
|
Plaats |
Speelvlak |
|
Voorbereiding |
Van tevoren krijgen de spelers een opdrachtkaartje met daarop een typetje, bijvoorbeeld stoer, verlegen, dromerig. De spelers oefenen hun typetje. Dit kan door de groep in tweeën te delen en eerst de ene rij bij de andere rij te laten aanbellen en daarna omgekeerd. |
|
Uitvoering |
Het publiek zit in een halve cirkel. Steeds twee spelers, die niet met elkaar geoefend hebben, staan tegenover elkaar voor het publiek. De ene speelt zijn of haar typetje en loop over een denkbeeldig tuinpad naar het midden van het speelvlak en doet of ie aanbelt. De ander loopt dan, op dezelfde manier, naar ‘de deur’. Dan start het spel. De aanbeller komt iets brengen, zeggen of verkopen. De ander probeert op dezelfde manier te reageren, dus hetzelfde typetje te worden. |
|
Variatie |
|
|
Drama Werkvorm |
Improvisatiespel |
|
Deze werkvorm is voor spelers die meer |
|
|
Activiteit |
Bij de dokter |
|
Doelgroep |
Vanaf 7 jaar |
|
Doel |
|
|
Benodigdheden |
(zo nodig) decor, attributen, verkleedkleren |
|
Plaats |
Speelvlak |
|
Voorbereiding |
Van tevoren krijgen de spelers een opdrachtkaartje met daarop een typetje, bijvoorbeeld stoer, verlegen, dromerig. De spelers oefenen hun typetje. Dit kan door de groep in tweeën te delen en eerst de ene rij bij de andere rij te laten aanbellen en daarna omgekeerd. |
|
Uitvoering |
Het publiek zit in een halve cirkel. Steeds twee spelers, die niet met elkaar geoefend hebben, staan tegenover elkaar voor het publiek. De ene speelt zijn of haar typetje en loop over een denkbeeldig pad naar het midden van het speelvlak en doet of ie binnenkomt bij de dokter. De ander speelt de dokter en zegt dat de patiënt binnen mag komen. ) Dan start het spel. De patiënt heeft een klacht (hoofdpijn, koorts, een infectie etc. De ander probeert op dezelfde manier te reageren, dus hetzelfde typetje te worden. |
|
Variatie |
- |